Verhaal

Voorwoord Barend Noot in HET GROTE GEMIS, 1990

HET GROTE GEMIS, de verdwenen Joodse gemeenschap van Borculo. uitgegeven door de Historische Vereniging Borculo.

Barend Noot, voorwoord boek HET GROTE GEMIS.

Historische Kring Borculo 2009

 

Toen ik een paar weken geleden het verzoek ontving een voorwoord te schrijven, werd ik me bewust van gemengde gevoelens. Zou ik schrijven over de eens bloeiende Borculose Joodse gemeente, waar mijn vader tussen 1933 en 1941 chazzan (voorganger), shouget (slachter) en leraar was, waar ik opgroeide in een fijn gezin van drie kinderen in het hoekhuis naast het cheider (leerhuis)  op de Korte Wal? Zou ik praten over die vreselijke oorlogsperiode, toen ons gezin wreed uit elkaar is gerukt en ieder kind bij andere, vreemde maar goedwillige mensen werd ondergebracht? Zou ik het  schokkende moment in herinnering roepen, toen ik begreep dat mijn lieve ouders Hartog en Rachel Noot-Cozijn nooit meer zouden terugkomen?

 

Ook het echtpaar David en Leen Colthof schiet meteen in mijn gedachten, oudere vrienden van mijn ouders die mijn broer Mau, mijn zus Naomi en mijzelf  liefdevol hebben opgenomen als hun pleegkinderen in een geslagen Joodse gemeente die zich weer zou gaan herstellen en gaan opbouwen. Of de eerste naoorlogse jaren, toen ik als tiener op school zat in Borculo, leerde en werkte alsof er de jaren daarvoor niets aan de hand was geweest. Zo was dat in die tijd. Je sprak en vroeg niet, maar ging door en deed wat er gedaan moest worden om verder te kunnen leven, de kost te verdienen en je eigen gezin op te bouwen.

Welk stukje Borculo krijgt mijn aandacht in dit voorwoord? Wat denk ik en wat voel ik als ik hiermee bezig ben? Misschien moet ik gewoon vertellen dat mijn vrouw en ik al 37 jaar in Israël  wonen en de gelukkige grootouders zijn van maar liefst 18 kleinkinderen! 

 

Wat beroepskeuze betreft is mijn broer Mau in de voetstappen van onze eigen vader getreden. Hij gaf Joodse les en heeft menig Joods kind in de Achterhoek de eerste fundamenten van het Hebreeuws en het Jodendom bijgebracht. Over hem, net als over mijn eigen vader werd een grapje gemaakt: "Noot leert bidden".  En ik ben, eigenlijk automatisch, in de textielzaak van mijn pleegouders gerold en heb daar tot onze alyah in 1972 (emigratie naar Israël) samen met mijn vrouw Froukje de kost verdiend voor onze vier kinderen. Zus Naomi werd kleuterjuf.

 

David Colthof was als voorganger mijn mentor; samen met de heer Louis Meijer deed hij dienst in ons sjoeltje in Borculo. Dat sjoeltje werd het middelpunt van omliggende plaatsjes waar na de oorlog nog een sumier aantal Joodse families waren, die op Jomtov dagen bij elkaar kwamen. David en Louis waren de oude stemmen, intens en gebroken. 

Maar in dat opzicht was ik niet alleen een kind van mijn pleegvader, maar ook van mijn eigen vader, chazzan Hartog Noot. Ik was de jonge stem, meer optimistisch en met veel meer Noten op mijn zang!

 

Mijn vader Hartog Noot was een Cohen (behoorde tot het priestergeslacht). Daarom kregen mijn broer en ik ook elke Joodse feestdag de eer om de speciale priesterzegening uit te spreken over de zich herstellende Joodse Gemeente in Borculo en omgeving.

 

Ter gelegenheid van de publicatie van deze bijzondere uitgave van de Historische Kring Borculo wil ik de initiatiefnemers een speciale bracha (zegening) geven. In het Hebreeuws zegt men Kol Hakawod – alle eer! Jullie inzet en energie wordt door mij als oud-ingezetene van Kille Koudesj Borculo  (de Heilige Joodse Gemeente Borculo) zeer gewaardeerd. Jullie project om documenten, foto’s en verhalen bij elkaar te brengen en uit te geven is omvangrijk en komt op het juiste moment, voordat er geen Joodse Borculoërs meer zijn die zelf nog iets kunnen vertellen.

Jullie boekje  is een belangrijk document voor de toekomst over het verleden van een eens bloeiende Joodse Gemeente in de Achterhoek.

 

Sjalom uit Beer Sjeva en Jeruzalem, Israël,

Barend Noot, samen met Marcelle Zion

September 2009 - Vooravond Rosj Hasjana (Joods Nieuwjaar) 5770.