Stolperstein-legging familie Herz, 10-11-2021 te Dinxperlo.
Verkorte tekst van de toespraak door Jik Nihom (achterneef).
Zie ook de documentaire vervaardigd door Iris Jansen namens Stolperstein-comité Dinxperlo: https://www.youtube.com/watch?v=0dGXLOe8uys&ab_channel=StichtingStolpersteine
Vandaag, 83 jaar na de Kristallnacht, leggen we deze Stolpersteine voor de familie Herz. Vader Otto, moeder Paula (mijn oud-tante) en hun 4 kinderen.
Paula Herz-Stern, die thuis Päule werd genoemd, groeide op in een harmonieus gezin met haar 3 zussen, binnen de hechte joodse gemeenschap van Schmallenberg in het Sauerland. Vrijwel alle Sterns en later ook de aangetrouwde mannen, waren veehandelaars. O.a. vanwege die veehandel was er intensief contact met het Nederlandse grensgebied zo’n 200 km verderop. Ook daar verdienden veel joden hun brood in de veehandel of als slager. Drie zussen Stern huwden via de gebruikelijke koppeling en bemiddeling met Winterswijkers. Mijn grootmoeder Johanna Stern trouwde in september 1923 met Karel Nihom. Paula trouwde 1 maand later met de Duitse Otto Herz afkomstig uit Hamm an Sieg, een stadje ten zuiden van Schmallenberg. En vervolgens hadden Johanna en Paula op dezelfde dag, 9 oktober 1923, hun Choepah.
Otto Herz was paardenhandelaar. Na zijn huwelijk werd hij vennoot in de veehandel van zijn schoonvader Samuel Stern. Paula en Otto trokken in bij Samuel en Hermine Stern aan de Weststrasse 30 in Schmallenberg (waar overigens ook Stolpersteine zijn geplaatst). In de panden aan de monumentale Weststrasse woonden veel joodse gezinnen, ook verdere familie. Johanna verhuisde na haar huwelijk met mijn grootvader (geen veehandelaar, maar grootgrutter) naar Winterswijk. De twee jongere zussen zouden haar in 1924 en 1926 met inmiddels Winterswijkse echtgenoten volgen.
Met de opkomst van het nationaal-socialisme en alles wat daar mee samenhing, en op aandringen van de inmiddels Winterswijkse familie, besloten Paula en Otto in september 1938 als een van de eerste joden uit Schmallenberg te vertrekken; 2 maanden voor de Kristallnacht. Ze hadden inmiddels 4 kinderen: Helmut geboren in 1925, Renate in 1930 en de tweeling Paul en Ulla in 1933. Otto Herz reisde op 19-9-’38 met de tweeling naar Dinxperlo; Päule arriveerde een week daarna met de oudste twee kinderen. Ook haar moeder (Hermine Stern-Morgenthau; zij was al weduwe sedert 1928) reisde mee en kwam bij de zussen in Winterswijk te wonen. Op 14 oktober 1938 wordt het gezin Herz met 4 kinderen ingeschreven in de gemeente Dinxperlo. Aan de toenmalige Pastoriestraat voorzagen zij in hun levensonderhoud door het openen van een pension voor Duitse vluchtelingen.
In de fotoboeken die er zijn, staan veel foto’s van het intensieve familieleven in die jaren 30 met wederzijdse bezoeken aan Schmallenberg en Winterswijk.
Al voor 1938 zien we Helmut Herz regelmatig op de foto met zijn neven en nichten; dat zijn er bij elkaar een zestal geboren tussen 1924-1927. Afgaand op de foto’s die er zijn van de vele bijeenkomsten en uitjes moet het toen een feest zijn geweest.
Met de schaduw die viel na 1938, werd het familieleven na de gedwongen verhuizing van de Herzen naar Dinxperlo, gezien de nabijheid van Winterswijk, zeker niet minder. Van de tweeling Paul en Ulla is er een prachtige laatste foto (zie grote foto op persoonspagina) samen met oudste zus Renate, daterend uit februari 1943, als zij hun tiende en laatste verjaardag vieren. Ook hun Stolperstein leggen we vandaag.
Toen SS-Generalkommissar Rauter het bevel uitvaardigde dat vóor 10 april 1943 alle grensprovincies door joden dienden te zijn verlaten, kon het gezin Herz geen kant meer op. De joden uit de zuidelijke Achterhoek waren opgeroepen om zich op 9 april te melden op het station van Terborg. Dat doet ook het gezin Herz samen met veel joodse dorpsgenoten uit Dinxperlo. De vertwijfeling moet groot zijn geweest, mede omdat de oudste zoon Helmut – hij zou op 18 april 18 jaar worden – vermoedelijk op eigen initiatief, op 8 april uit Dinxperlo was gevlucht op zoek naar een onderduikadres in het Westen. Hij wordt snel opgepakt, al weten we niet waar en wanneer. Wel dat hij 12 april belandt in het beruchte ‘Oranjehotel in Scheveningen’. Waarschijnlijk verblijft hij daar kort en wordt naar Vught gezonden. Daar verblijft dan al de rest van het gezin; of Helmut hen nog heeft gezien, weten we ook niet. Op 9 mei worden Päule en Otto met de 3 jongere kinderen naar Westerbork gedeporteerd en daarmee volgen zij wrang genoeg de voor Nederlandse joden uitgestippelde route naar de dood. Helmut volgt op speciaal bevel vijf dagen later en komt in strafbarak 67 van kamp Westerbork terecht. Op 18 mei wordt het complete gezin op transport gesteld naar het vernietigingskamp Sobibor. Drie dagen later worden zij daar vergast.