Elkan Manheim was 31 jaar toen hij trouwde met de negen jaar jongere en eveneens Rotterdamse Rachel Henriques (18.03.1893). Zij kregen vier kinderen.
Elkan werkte bij de gemeente Rotterdam en was opgeklommen van assistent-opzichter tot tekenaar Stadsontwikkeling toen hij op 45-jarige leeftijd het embleem van de RET – het openbaar vervoer van Rotterdam – ontwierp. Dit fraaie embleem was vanaf 1929 zichtbaar op alle trams, bussen, haltes en kaartverkooppunten.
In het gezin waren er op dat moment al zorgen over hun jongste zoon Salco (02.05.1925), die aan epilepsie leed en enkele jaren later moest Salco zelfs uit huis geplaatst worden, omdat de zorg te zwaar werd. Hij overleed twee jaar later op 10-jarige leeftijd (28.11.1935). Zijn tweelingzusje Mirjam was een gezond meisje.
Hun oudere zoon Willem (26.10.1917) ging bouwkunde studeren en mocht zich op 22-jarige leeftijd architect noemen. Twee jaar later kregen Willem en Mirjam een oproep voor de Arbeitseinsatz en beiden werden op 03.08.1942 op transport gesteld naar Auschwitz. Mirjam werd direct na aankomst vergast. Willem werd geselecteerd voor werk. In het dodenregister van Auschwitz staat dat Willem slechts vier weken na aankomst op 01.09.1942 om 20.40 uur stierf aan flegmone.
Sarah, Elkan en Rachels oudste dochter (01.03.1916), trouwde in 1938 met de Poolse Fransman Charles (Szoul) Aronowicz en vestigde zich in Parijs. Zij slaagden erin de Holocaust tijdig te ontkomen en bereikten op 1 januari 1941 New York.
Bij de voorbereiding van hun vlucht wilden Sarah en Charles proberen de familie van Sarah mee te nemen, maar Elkan en Rachel zeiden: ‘Wij zijn Nederlanders. Wij hebben ons leven hier. Waar moeten wij bang voor zijn.’
Eind 1940 werd Elkan bij de gemeente Rotterdam ontslagen en op 10.04.1943 werden hij en Rachel geregistreerd in Westerbork.
Daar zetten zij alles in het werk om aan te tonen dat zij het Joodse geloof nooit hadden aangehangen en al jaren betrokken waren bij de christelijke kerk. Hun zoon Salco had in een christelijke instelling verbleven en hun dochter Sarah sloot uitsluitend een burgerlijk huwelijk.
De Christian Science Kerk waarbij zij sinds 1934 aangesloten waren, kon daarvan slechts een bevestiging afgeven, maar geen doopbewijs, omdat deze kerk geen doop kent. Deze informatie bleek onvoldoende om verandering in hun situatie te brengen.
Ondertussen wendde de voormalig leidinggevende van Elkan zijn invloed aan om Elkan en Rachel op de Barneveldlijst geplaatst te krijgen. De Barneveldlijst omvatte een groep prominente Joden die door de bezetter waren vrijgesteld van Arbeitseinsatz en deportatie.
Op 4 september 1944 vertrokken Elkan en Rachel met ongeveer 700 andere Joden van de Barneveldlijst in veewagons naar Theresienstadt. Daar bleek een maand later dat de namen van Elkan en Rachel niet op de Barnveldlijst voorkwamen. Opnieuw stond er een trein klaar en zo werden Elkan en Rachel op 12.10.1944 doorgestuurd naar Auschwitz, waar zij direct na aankomst op 15.10.1944 werden omgebracht.
Hadden Elkan en Rachel hun strijd in Westerbork tien dagen langer kunnen voortzetten dan had hun verhaal een andere uitkomst gehad, want negen dagen na hun vertrek uit Westerbork, op 13 september, vertrok de allerlaatste trein vandaar naar Bergen Belsen.