Jakob Frank was het zevende kind uit het eerste huwelijk van Izak Frank en Geertje Frenkel. Jacob was geboren op 29 October 1904 in Winschoten en als koopman voorzag hij in zijn levensonderhoud.
Het gezin van Jakob's ouders bestond uit zijn vader, die in 1864 in Winschoten geboren was en daar op 12 December 1940 is overleden; zijn moeder, die eveneens uit Winschoten kwam, was geboren in 1873 en overleden daar in 1930. Jakob's broers en zussen waren Heiman Jacob uit 1893, die uiteindelijk 31 Maart 1944 in Midden Europa om het leven is gekomen, Fannij (1895-1946), Benjamin (1897-1915), David (1898- overleden na 1976), Leentje overleden in 1901 3 maanden oud en Eli (1902-1962).
In tegenstelling tot sommige van zijn broers bleef Jakob Frank in Winschoten wonen. Hij trouwde weliswaar op in Oude Pekela met de 9-jaar jongere Herta Vrengel, die op 2 October 1914 in Hamburg was geboren als dochter van de sigarenmaker David Vrengel en Minna Weinthal, maar woonde zijn verdere leven in Winschoten. Het echtpaar kreeg drie kinderen, t.w. Izak, geboren op 8 Maart 1935 maar die al op 25 Maart 1935 is overleden; Minna volgde op 25 Maart 1936 en op 27 Juli 1939 werd een zoon geboren die opnieuw Izak genoemd werd.
Het laatst bekende adres van de familie Jakob Frank was in Juli 1942 de Engelsestraat 39 in Winschoten. Volgens gegevens die genoteerd staan op zijn registratiekaart van de Joodse Raad, verbleef Jacob in een Joods werkkamp in het Noorden van Nederland, al is niet bekend welk kamp dat is geweest.
Echter toen de Duitsers op 3 October 1942 besloten om alle Joodse werkkampen te liquideren en alle Joodse dwangarbeiders naar Westerbork over te brengen, kwam Jakob Frank dus met vele duizenden anderen tussen 3 en 5 October in Westerbork terecht. En in het kader van de zogenaamde gezinshereniging, kwamen ook Jakob’s vrouw Herta en zijn kinderen Minna en Izak daar terzelfder tijd terecht.
Op 9 October 1942 werd het gezin op transport gesteld naar Auschwitz, hetwelk daar op 12 October 1942 is aangekomen, waarbij Herta Frank-Vrengel, Minna en Izak Frank toen onmiddellijk in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau werden vermoord. Jakob Frank werd echter geselecteerd om als dwangarbeider nog “werkzaamheden” te verrichten, maar onbekend is wat hij heeft moeten doen, waar en wanneer precies hij daar zijn leven heeft verloren.
De Nederlandse Autoriteiten hebben echter na de oorlog vastgesteld, mede op basis van getuigenissen van overlevenden en onderzoek, dat Jakob Frank na 31 Januari 1943 niet meer in leven zou kunnen zijn. Daarom is toen opdracht gegeven aan de Gemeent Winschoten om een akte van overlijden op te maken voor Jakob Frank, waarin is vastgesteld dat hij op 31 Januari 1943 in Auschwitz is overleden.
Bronnen o.a. website Open Archieven/huwelijk Frank x Vrengel; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Jakob Frank, Hertha Frank-Vrengel, Minna Frank en Izak Frank; website allegroningers.nl/BS/overlijden Jakob Frank, akte 155 van 10 November 1950, opgemaakt in Winschoten.