Verhaal

De laatste trein

Van Diepenveen naar Terhene, Leeuwarden, Westerbork, Auschwitzs naar Mauthauzen.

Familie Muller, Borgelerhof Diepenveen. 

Villa de Borgelerhof

Borgelerhof aan de ingang naar Diepenveen is er niet meer. Met de sloop in januari 2005 is er een markant gebouw verdwenen. De Borgelerhof werd omstreeks 1902 gebouwd door Martinus van Doornicnk (geboren in 1847) en zijn vrouw Helena de Man beide wonende in Deventer. Maar zij verbleven ook vaak bij familie op de oude ‘havezate Boxbergen aan de Boxbergerweg in de gemeente Olst. Hun kinderen werden dan ook in de gemeente Olst op Boxbergen geboren.
Deze kinderen van Doorninck (twee broers en een zus) werden door vererving aan het begin van de 20e eeuw de eigenaren van deze voormalige havezate. Een broer en zus trekken dan in op Boxbergen en broer Anton van Doorninck en zijn vrouw gaan aan de overkant van de Boxbergerweg op de villa ’de Ossebosch’ wonen. Martinus van Doorninck liet de villa ‘de Borgelerhof’ dus bouwen voor zijn zoon Anton. Uit de bevolkingsregisters van de gemeente Diepenveen kunnen we de namen van de bewoners lezen. De eerste bewoner Anton van Doorninck werd geboren op 10 oktober 1874 in Olst (dus op de oude havezate Boxbergen). Hij kwam op 22 november 1902 vanuit Olst op de Borgelerhof wonen. Zijn beroep was gemeentesecretaris (mogelijk van de gemeente Diepenveen).
Na het overlijden van vader Martinus van Doorninck laat zijn moeder Helena de Man de villa in 1908 openbaar veilen. Anton van Doorninck vertrok in februari 1908 naar Utrecht. De veiling vindt plaats in april 1908. Veilingboekje en plattegrond zijn bewaard gebleven (archieven van landmeter/taxateur Roetert Steenbruggen).
De nieuwe eigenaar is George Muller (geboren 24-12-1883 in Oldenzaal) van beroep sigarenfabrikant. Hij koopt de villa voor fl. 6500. Samen met o.a. zijn broer Ernst Adolf Muller (geboren op 24-7-1878 in Oldenzaal) gaat hij er op 6 juni 1908 op de Borgelerhof wonen. Ook hij is sigarenfabrikant.
Snuffelend in bouwtekeningen in het stadsarchief in Deventer voor het perceel Havezatelaan 2 bleek het volgende:
De originele bouwtekeningen uit 1902 zijn er niet meer. Onduidelijk blijft het wie de Borgelerhof ontworpen heeft. (Architect J.D. Gantvoort ???). Leuk is de oudste nog aanwezige bouwaanvraag van 1 mei 1908: George laat dan een ‘autogarage met gashokje’ bij de woning bouwen. H.J.Witteveen uit Deventer is de aannemer.
George heeft in 1908 dus al een auto waarmee hij zich naar zijn sigarenfabriek in Deventer laat rijden. Hij heeft al heel vroeg een auto wat een opvallend gebeuren in die tijd moet zijn geweest.
Een andere interessante bouwaanvraag werd ingediend op 14 december 1915. Het architectenbureau J.D. Gantvoort & W.P.C. Knuttel sturen tekeningen in voor een aanzienlijke verbouwing van de villa. De villa wordt o.a. voorzien van een serre, een aparte opgang voor het personeel en het uiterlijk wordt sterk verfraaid. De stijl van architect Knuttel lijkt hier waarneembaar (mooie bouwtekeningen liggen in het archief).
Architect Knuttel (1886-1974) zal enkele jaren daarna met een eigen bureau starten. Hij heeft vele fraaie bouwwerken waaronder veel villa’s in deze omgeving ontworpen! Hij woonde vanaf 1920 aan de Lookersdijk 6 waar hij voor zichzelf ook een fraaie villa ontwierp.
De broers Muller blijven maar een jaar samen op de villa wonen. George Muller verkoopt de villa op 26-5-1909 aan zijn broer en vertrekt naar Enschede.
Ernest Adolf Muller was directeur van ‘Muller & Co’ de grote sigarenfabriek bij de Hoge Hondstraat in Deventer. Vooral voor en aan het begin van de Eerste Wereldoorlog gaat het de firma voor de wind. In 1909 zijn er maar liefst 15 sigarenfabrieken in Deventer.
De Borgelerhof lag op een karakteristieke plek. Komend vanuit de stad sloeg je, na passeren van Stegeman en Auping en het voormalige tolhuis, bij de T-splitsing linksaf naar de Oranjelaan (eerste stuk heet nu Havezatelaan) in de richting van het dorp. Op deze markante plek kwam je als het ware Diepenveen binnen!
Op de T-splitsing stond vroeger een verkeersbordje met de tekst ‘Let op’. Oude Diepenveners noemen de huidige rotonde aan het begin van de Havezatelaan dan ook nog vaak ‘Let op’. ‘Iedereen’ weet dan precies welke plek er bedoeld wordt.
Direct aan de rechterzijde stond dus de markante prachtige villa ‘Borgelerhof’.
De familie Muller werd door de sigarenhandel heel vermogend. Verschillende panden langs de huidige Havezatelaan waren ook in hun bezit. Er was heel veel personeel die o.a. ook in deze huizen woonde.
De Tweede Wereldoorlog werd een ramp voor de joodse familie Muller. Het gedeporteerde gezin overleefde de concentratiekampen niet. Een dochter kon tijdig onderduiken en overleefde de oorlog.
Haar kinderen hebben de villa nu verkocht aan een projectontwikkelaar.

 

De jaren voor de tweede wereld oorlog: Ernest Adolf Muller.
Wolf Liefman Muller en Theodora Cohen kregen 6 kinderen.

Emilie Muller is geboren op woensdag 2 maart 1870 in Oldenzaal en is overleden op donderdag 3 maart en werd dus maar 1 dag oud.
Lodewijk Muller is geboren in het jaar 1871 te Oldenzaal en is overleden op woensdag 6 augustus 1873. Lodewijk werd 2 jaar.
Ernest Adolf Muller is geboren op 24 juli 1878 te Oldenzaal. Hij overleed op 14 februari 1943 in Westerbork.
Hermanus Muller is geboren rond juli 1880 te  Oldenzaal. Hij is overleden op zaterdag 25 september 1880. Hermanus werd ongeveer 2 maanden oud.
Levenloos geboren Dochter Muller op vrijdag 11 augustus 1882 te Oldenzaal
George Muller is geboren op 24-12-1883 te Oldenzaal. Overleden op 34 jarige leeftijd op 10-10-1918.

(onder: Geboorteaangiftes van Ernest Adolf Muller en George Muller)

George Muller verlaat de Borgelerhof en broer Ernest Adolf blijft er wonen.

Ernest Adolf Muller treed in het huwelijk met Carolina Rozelaar op 07-04-1914. Zij is een dochter van Abraham Rozelaar en Flora Theresa Lorch. Uit dit huwelijk worden 3 kinderen geboren. Op 27 Maart 1915 Willem Lodewijk Muller.  Op  15 Oktober  1917 Herman Ernest Muller. Op 9 juni 1920 Flora Theresa Muller. Vernoemd naar haar oma Flora Theresa Lorch.

Afbeelding: Huwelijksakte Ernest Adolf Muller en Carolina Rozelaar

Echter, in 1929 komt Carolina Rozelaar plotseling te overlijden.  Ernest Adolf Muller blijft achter met 3 kinderen van 14, 12 en 9 jaar oud.

Op 31-07-1930 hertrouwt Ernest Adolf Muller met Roza Glazer, geboren op 20-02-1893, dochter van Gerhard Glazer en Rachel Prins. Ze trouwen op de Borgelerhof.  Helaas komt Roza Glazer plotseling te overlijden op 17 december 1934.

Ernest Adolf Muller neemt een huishoudster in dienst. Zij komt uit Frankfurt am Main, geboren aldaar op 19-08-1904. Haar naam is Irma Goldschmidt.  Ze is de dochter van Hugo Goldschmidt en Emma Grünebaum.  Later trouwt Ernest Adolf Muller met Irma, in de hoop vrijgesteld te worden van deportatie naar concentratiekampen.  Nazi Duitsland is op dat moment al flink in de ban van het “Jodenprobleem”.

Vanaf de zomer van 1942 beginnen de deportaties in Deventer en Diepenveen  en worden tijdens razzia's tientallen Joden opgepakt en afgevoerd. In Deventer en omgeving volgt op 14 januari 1943 de 'finale actie'. Alle niet-ondergedoken Joden worden opgepakt, op een aantal zieken en bejaarden na. Die worden enkele maanden later alsnog afgevoerd, in veewagens.

Net als overal, wonen ook in Diepenveen pro-Duitse mensen en NSBers. Eën daarvan was de fanatieke NSBer Meinoud Rost van Tonningen.  Hij bezat een woning in Diepenveen.
Van 1923 tot 1928 was Meinoud Rost van Tonningen politiek actief. Hij was vertegenwoordiger van de Volkenbond in Wenen, de voorloper van de VN die na afloop van de Eerste Wereldoorlog was opgericht. Rost van Tonningen was onder meer een van de mensen die toezicht moest houden op het financiële beleid van Oostenrijk. Van 1931 tot 1936 was hij opnieuw vertegenwoordiger van de Volkenbond.

Toen Rost van Tonningen in 1936 terugkeerde in Nederland werd hij lid van de NSB, de partij die de ingenieur Anton Mussert in 1931 had opgericht. Ook werd hij hoofdredacteur van het nieuwe partijorgaan Het Nationale Dagblad. Na de verkiezingen werd Rost van Tonningen namens de NSB fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Kort na de oorlog werd Meinoud Rost van Tonningen gearresteerd. Hij verbleef enige tijd met enkele SS-officieren in een interneringskamp in Elst en werd op 24 mei 1945 overgeplaatst naar de Gevangenis van Scheveningen. Hier overleed hij op 6 juni 1945. Volgens de officiële berichten pleegde hij zelfmoord door zich over een balustrade te gooien. Zijn vrouw Florentine Rost van Tonningen – beter bekend onder de naam ‘zwarte weduwe’ – heeft dit echter altijd ontkend.

Deportatie naar kamp Westerbork.

Het lukte Ernest Adolf niet om tijdig onder te duiken en hij en zijn echtgenote Irma Goldschmidt werden opgepakt en gedeporteerd naar kamp Westerbork.  Ook de moeder van Irma, Emma Goldschmidt- Grunebaum, was hierbij aanwezig. Twee kinderen van Ernest Adolf Muller zijn dan ondergedoken. Zijn zoon Herman Ernest en dochter Flora Therese.

Op 16 november 1942 komen Ernest en Irma Muller aan in kamp Westerbork. 3 maanden later, op 14-02-1943 komt volgens de gegevens, Ernest Adolf Muller om het leven ten gevolge van een longontsteking. Of dit de werkelijke doodsoorzaak is geweest is niet duidelijk. Ernest Adolf Muller wordt ter aarde besteld op de Joodse Begraafplaats in Assen. Een naamloos graf zonder zerk.  Het originele begrafenis register van de Joodse Begraafplaats Assen bevind zich in het Joods Historisch Museum in Amsterdam.  In de periode van januari 1943 tot maart 1943 (dus ten tijden van het overlijden van Ernest Adolf Muller) werden Joodse overledenen in kamp Westerbork begraven in het Nieuwe Gedeelte Westerperk. Als je de begraafplaats door het hek binnenkomt ga je helemaal naar links. Daar is het Westerperk nieuw.  Je vind daar de volgende grafstenen:
1e rij:
4: Karoline Hess
3. Levi Bobbe
2. Georgine Hoffman
1. Izaak Herman Meijer

2e rij:
Ilsa Herz

3e rij:
D: Klemens Kalman Stein
7. Nathan van Mozes Sealtiel
7a=e Regina Guggenheim
6. Frederika Friedje Godschalk

In 1 van deze 3 rijen is Ernest Adolf Muller begraven. Het is helaas niet duidelijk welk graf het exact is. Hier laten de begrafenisregisters ons in de steek.

Ondertussen is Irma Muller Goldschmidt nog in Kamp Westerbork en doet daar op 15 februari aangifte van het overlijden van haar echtgenoot bij de Ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente Westerbork.  Hiermee is zij erfgename van de bezittingen van de familie Muller

(hieronder het document)

Echter, de waarde van de bezittingen van de familie Muller was ondertussen nihil. Er werden in die tijd door Omnia liquidatieopdrachten uitgevoerd.  Het liquideren van Joodse bedrijven.

Op 03-03-1943 wordt Omnia Treuhandgesellschaft benoemt tot bewindvoerder van Muller en Co met de opdracht de onderneming te liquideren.

Omnia was een Duitse trustmaatschappij die tijdens de Tweede Wereldoorlog haar hoofdvestiging in Berlijn had. In 1941 kreeg Omnia de opdracht om een deel van de op handen zijnde liquidaties van joodse bedrijven door te voeren. De directe opdrachtgever in Nederland was de Wirtschaftsprüfstelle, een onderdeel van het Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft. Tussen 1941 en september 1944 kreeg Omnia 16.000 liquidatieopdrachten van de Wirtschaftsprüfstelle.

Door de nazi’s onteigende joodse winkels en bedrijven werden in twee categorieën ingedeeld. In de ene categorie vielen ondernemingen die behouden moesten blijven. Deze werden onder toezicht van een Verwalter gesteld. De overige bedrijven werden verkocht. Omnia heeft in Nederland zo’n 13.000 joodse ondernemingen geliquideerd. De opbrengst werd op naam van de eigenaar gedeponeerd bij de Liro-bank. De verkoopwaarde was in veel gevallen een fractie van de werkelijke waarde.

Na de oorlog is het op de Joodse Begraafplaats in Assen een monument opgericht voor de overleden Joden tijdens hun gevangenschap in kamp Westerbork.  Hierop is ook de naam van Ernest Adolf Muller vermeld. (Bron: Jan Ridderbos, beheerder Joodse Begraafplaats Assen)

(Monument Joodse Begraafplaats Westerbork)

 

Ondertussen is de schoonmoeder van Ernest Adolf Muller , Emma Goldschmidt Grünebaum , geboren in Oberursel op 9 januari 1880 ook overleden. Zij woonde ook op de Borgelerhof tijdens de bezetting van Nederland. Zij is op 7 december 1942 omgekomen in de gaskamers van Auschwitz. Zij is dus eerder dan Irma op transport gezet naar de Duitse vernietigingskampen in Polen.

Boven: Deportatiekaart Emma Goldschmidt-Grünebaum WBK=Westerbork.

 

Irma Goldschmidt.
Voor Irma breken ook angstige tijden aan. Op  20-02-1943, 6 dagen na het overlijden van Ernest Adolf Muller wordt zij op transport gezet naar Kamp Vugt.  Het enige SS-kamp in Nederland.

Boven: Kampregistratiekaart Irma Muller- Goldschmidt

Kamp Vught was tijdens de Tweede Wereldoorlog het enige SS-concentratiekamp buiten nazi-Duitsland en het door nazi-Duitsland geannexeerde gebied. De SS had behoefte aan ruimte omdat de doorgangskampen in Amersfoort en Westerbork de toenemende stroom gevangenen niet meer konden verwerken. In tegenstelling tot andere ‘buitenlandse’ kampen werd kamp Vught opgezet naar het model van andere kampen in nazi-Duitsland. Het kamp viel ook rechtstreeks onder commando van het SS-hoofdkantoor in Berlijn. In 1942 werd begonnen met de bouw van Konzentrationslager Herzogenbusch, zoals Kamp Vught officieel heette. Toen de eerste uitgehongerde en afgebeulde gevangenen in januari 1943 uit Amersfoort aankwamen, was het kamp nog niet af. Dat moesten de gevangenen zelf afbouwen. De miserabele omstandigheden kostten in de eerste maanden al enige honderden mensen het leven. In totaal werden ongeveer 32.000 mensen tussen januari 1943 en september 1944 korte of langere tijd opgesloten in het kamp. Naast 12.000 joden zaten in Vught onder meer politieke gevangenen, verzetsstrijders, Sinti en Roma (‘zigeuners’), Jehovah’s getuigen, zwervers, zwarthandelaren, criminelen en gijzelaars. Van hen vonden zeker 749 kinderen, vrouwen en mannen in het kamp de dood door honger, ziekte en mishandeling. Van hen werden 329 gevangenen geëxecuteerd op de fusilladeplaats even buiten het kamp. Elke gevangene kreeg een gekleurde driehoek op zijn of haar gevangenenpak. Joodse gevangenen kregen een gele driehoek, politieke gevangenen en verzetsstrijders een rode, misdadigers een groene, de ‘criminelen’ (illegale slachters en zwarthandelaren) een zwarte driehoek en Sinti en Roma een bruine driehoek. In andere landen kregen homoseksuelen een roze driehoek (in Nederland werden homoseksuelen niet specifiek vervolgd).

Irma Muller- Goldschmidt verblijft hier gedurende 9 maanden.  Op 15 november 1943 wordt ze op transport gezet naar Polen, Auschwitz. Na drie dagen en nachten komt zij op 18 november aan in het vernietigingskamp, samen met nog 1149 andere Nederlandse gevangen.

Irma gaat bij aankomst niet regelrecht naar de gaskamers. Zij is waarschijnlijk nog een tijd tewerk gesteld. Maar op 31 januari 1944 komt ze toch om het leven door vergassing in de gaskamer van Auschwitz.

Haftlingekarte Irma- Muller Goldschmidt. Tatoeagenummer 1481 Auschwitz.

Herman Ernest Muller en Flora Therese Muller

Flora Therese Muller heeft altijd geweigerd de voor Joden  op zondag 3 mei 1942 verplichte Davidster te dragen. Ze dook onder en overleefde door de bescherming van haar latere echtgenoot Constant Elisa Pieterse (niet Joods)(Amsterdam, 19 juni 1895) de Holocaust.  Flora haar onderduiknaam op het valse persoonsbewijs was  Lies Visser.   

Herman Ernest Muller zit ondertussen ondergedoken in Friesland, Terhorne (Nu Terherne, Kameleondorp).  Hij dook onder, onder de naam Hendrik Hop, Landarbeider uit Hierden. Zeer waarschijnlijk is dit het persoonsbewijs van de 3 april 1942 overleden Hendrik Hop uit Hierden geweest.  Het kwam voor dat persoonsbewijzen van overleden Nederlanders werden voorzien van andere data en zo dienden als persoonsbewijzen voor Nederlandse onderduikers, vaak Joodse.

Herman duikt in eerste instantie onder in Goengarijp.  Daarna komt hij in Terherne.

Het eerste adres waar Herman in Terherne een onderduik vind, is de Kooipleats.  Gelegen aan de Terhernsterdyk 1.  De boer op  de Kooiplaats op dat moment was Rense Kleefstra.  De Kooiplaats was mooi gelegen buiten het dorp. Van verre was te zien of er bezoekers onderweg waren naar de plaats. Bij onraad was er tijd genoeg voor Herman om een toevlucht te zoeken in de weilanden. De zoon van boer Rense Kleefstra, Atte Kleefstra verteld later dat Herman eens per maand in het weiland richting Akkrum liep, en daar bij een hek een meisje ontmoette. Verondersteld werd dat dit zijn zusje Flora Therese was.  Achteraf is dit waarschijnlijk niet het geval geweest. Flora Therese is vooral op verschillende plaatsen in Amsterdam ondergedoken geweest.  Hoogst waarschijnlijk was zijn bezoekster een vriendin uit de omgeving van Deventer.

(Foto: Koaipleats Terherne)

Herman was een vrijgevochten jongeman. Hij was regelmatig te zien in het dorp, waar de Terhernsters hem groetten bij zijn echte naam, Herman. Terwijl  op zijn paspoort de naam Hendrik Hop, landarbeider vermeld staat.  Herman neemt ook deel aan plaatselijke zeilwedstrijden.  Hij maakt kennis met Anne de Vries, dochter van Koert de Vries, plaatselijke brandstofhandelaar.  Er ontstaat een relatie en Herman wordt steeds vrijer. Zo vrij dat boer Kleefstra hem voor de keus stelt: Of je houd je gedeisd, of je zoekt een ander adres.  Herman kiest ervoor om bij zijn vriendin Anne en haar familie te gaan wonen aan de Stripe 12 in Terhorne. Midden in het dorp, tegenover Hotel Cafe Restaurant Rijpkema, waar Duitse soldaten ingekwartierd waren.  Anne Kleefstra uit Terherne weet zich te herinneren dat Herman bij Koert de Vries aan tafel in de keuken hele mooie bedeltjes maakte met een soldeerbout, van zilveren dubbeltjes.  Het leven verloopt relatief rustig, tot de afschuwelijke razzia op 14-15 juli 1944.


Foto: Stripe 12, woning van Koert de Vries.

Razzia Terherne
In de nacht van 14/15 juli 1944 wordt Terherne overvallen door een grote overmacht aan  landwachters en leden van de Germaanse SS.  40 tot 50 man sterk onder leiding van de fanatieke landwachter en lid van de Germaanse SS Thaede Fokke Punter, een 37 jarige landarbeider, dit getipt was over de onderduikers door Jan Keuning, NSBer uit Akkrum (bron: verslagen bijzondere rechtspleging).  4 mannen worden tijdens deze razzia  in Terhorne opgepakt.  Jan van der Werf, Jacob Dijkema, Jan de Leeuw (voor het zetten van een vals stempel op het persoonsbewijs van Sietse Hoekstra) en Herman Ernest Muller. De vier mannen moeten naar het centrum van Terherne, daar waar later de ingang van de Instuif gevestigd was. Herman Ernest Muller werd direct apart gezet van de anderen. Ook Koert de Vries was bij de groep aanwezig en werd bedreigd. Hij schreeuwde: “Schiet me maar dood, maar ik wist niet dat hij Joods was. Ze hebben Koert de Vries toen laten gaan. Herman moest zijn broek laten zakken en toen was het duidelijk dat het om een Joodse jongen ging. Hij werd geboeid afgevoerd naar de Blokhuispoort gevangenis in Leeuwarden.

Blokhuispoort

Op 16 juli 1944 om 9.30 uur werd Herman Ernest Muller ingesloten in een cel van de Blokhuispoort. In opdracht van Postenführer van de Sicherheitspolizei Leeuwarden wordt Herman op 12 augustus 1944 overgedragen aan Opperwachtmeester Meekhof en naar Westerbork doorgestuurd. Herman is hier in totaal iets minder dan een maand gedetineerd geweest. Waarschijnlijk is Herman binnen de Blokhuispoort verschillende malen ondervraagd en verhoord onder zware mishandeling gezien de reputatie van de Blokhuispoort onder gezag van de bezetter.

Afgevoerd naar Westerbork

Òp 12 Augustus komt Herman Ernest Muller aan in Kamp Westerbork als Strafgeval. Strafgevallen waren mensen die zijn ondergedoken en daarmee de Duitse regels hadden overtreden. Ze hadden niet voldaan aan de ingestelde meldingsplicht.  Zij kwamen in speciale barakken, de straf of S-barakken. Rond diezelfde tijd kwamen ook Anne Frank, haar vader Otto Frank, haar zus Margot Frank en mede onderduiker in het achterhuis Auguste van Pels. Kinderen in de strafbarakken mochten niet naar school. Een strafbarrak was een gevangenis binnen het kamp. Deze strafgevallen kwamen ook als eersten in aanmerking om op transport gesteld te worden. Waarschijnlijk hebben de leden van Familie Frank en Herman Ernest Muller daar in de S-barak kennis met elkaar gemaakt. Ze kwamen allemaal aan in Westerbork in de maand Augustus van 1944. Herman op 12 augustus en de familie Frank en Auguste van Pels op 8 augustus.
23 dagen verblijft Herman in kamp Westerbork.

Het allerlaatste transport naar Auschwitz.

Herman Ernest Muller ging met het aller laatste transport naar Auschwitz. Normaal gesproken vertrokken de treinen altijd op dinsdag richting Auschwitz, alleen dit transport ging op zondag. Zondag 3 september 1944. Met deze trein is ook familie Frank gedeporteerd. In totaal zaten er 1019 mensen in deze trein, waaronder een aparte wagon met 95 zieke kinderen en een verpleegkundige. In de nacht van dinsdag 5 op woensdag 6 september kwam het transport aan op het perron van vernietigingskamp Auschwitz.

Van de 1019, overwegend Joden ,die aankomen in vernietigingskamp Auschwitz gaan er 549 direct naar de gaskamer en worden diezelfde dag, 6 september gecremeerd. Er blijven 470 mannen en vrouwen in leven. Zij gaan eerst naar de douches, worden kaal geschoren en krijgen een nummer op hun onderarm getatoeëerd. Deze groep bestond uit Joden die nog in goede conditie waren vanwege het feit dat ze tot voor kort nog waren ondergedoken en voldoende hebben kunnen eten en drinken. Ook de familie Frank gaat niet regelrecht naar de gaskamers. Zij, en ook Herman worden gebruikt als dwangarbeiders. Herman tot midden januari 1945.

Dodenmars naar kamp Mauthausen.

Toen de geallieerden steeds dichterbij kwamen besloten de Duitsers dat het tijd werd om al het bewijs voor hun massamoorden te vernietigen. Een groot onderdeel daarvan was de evacuatie van gevangenen uit de concentratiekampen. Met de zogenaamde dodenmarsen moesten de gevangenen lopend naar concentratiekampen die dieper in het Derde Rijk lagen. Van de 130.000 gevangenen die in augustus 1944 nog in Auschwitz zaten waren aan het einde van dat jaar meer dan de helft vertrokken. De meest beruchte dodenmars vond in januari 1945 plaats, nadat de Russen de Poolse grens waren overgetrokken. Negen dagen voordat de Sovjet legers bij Auschwitz aan zouden komen moesten zo'n 60.000 gevangenen bij een temperatuur van min 20 graden celcius naar Loslau lopen dat bijna zestig kilometer verderop lag. Bij deze dodenmars zijn meer dan 15.000 om het leven gekomen. Velen vroren dood, anderen werden door SS'ers doodgeschoten. De overlevenden werden in Loslau in veewagens geladen en via het spoor naar andere concentratiekampen in het Derde Rijk vervoerd.

Herman Muller neemt ook deel aan deze dodenmars en komt aan in Mauthausen op 25-01-1945. Hij wordt te werk gesteld. Op 26 april 1945, 9 dagen voordat het kamp op 5 mei bevrijd wordt door het 3e US Army, sterft Herman. Op de lijst van de overleden mensen in kamp Mauthausen komt de naam Herman Ernest Muller niet voor. Volgens de stichting “Vriendenkring Mauthausen” kan de oorzaak hiervan zijn dat er in het laatst van de oorlog chaos ontstond in de overvolle kampen, en dat er niet correct gedocumenteerd is. Echter, bij grondig onderzoek vond ik onderstaand document, waaruit blijkt dat het lichaam van Herman is onderzocht. Er staat letterlijk: Verstorbene Person: Muller Hermann (117099) Sterbeschein: Sterbûrsache: Gestorbene is auf Grund der Leichenschau hat sich ein Verdacht nicht ergeben, dass der verstorbene eines nichtnaturlichen Totes gestorben seit. “Overlijdensakte: Doodsoorzaak: Na de lijkinspectie ontstond geen vermoeden dat de overledene was overleden aan een niet natuurlijke dood”.

 

Epiloog
Na de oorlog komt Flora Theresa terug in Diepenveen. Ze heeft 5 zware jaren achter de rug. Van het kapitaal van de familie bleek niets meer over te zijn. Met heel veel moeite heeft ze een klein deel terug kunnen vorderen. Ook opende zij de sigarenfabriek nog voor een tijdje.

Vanzelfsprekend startte ze direct een speurtocht naar haar familie. Haar oudste broer, getrouwd met een Indonesische vrouw woonde in Indonesië. Onderstaande advertentie plaatste Flora Therese in de krant. 

Lange tijd na de bevrijding van Nederland krijgt Flora Theresa het trieste bericht dat haar broer Herman Ernest Muller in Mauthausen om het leven is gekomen. Dat blijkt uit een verklaring van zijn onderduik gastheer Koert de Vries. Hij moest getuigen tegen de verraders tijdens de Bijzondere Rechtspleging. De verslaggever van deze Bijzondere Rechtspleging voor het Friesch Dagblad Jasper Keizer heeft onderstaande tekst geschreven:

Rol nr 271 d.d.01-04-1947 tegen Geert Haaijes te Irnsum
Koert de Vries 60 jaar brandstofhandelaar wonend te Terhorne. “Op een avond in de maand Juli 1944 is bij mij, toen een naar mijn schatting een 50 tal landwachters een razzia in Terhorne en omgeving uitvoerde, van een aantal hunnen, waartoe ook verdachte behoorde, huiszoeking gedaan ter opsporing van onderduikers. Toen is door hen ter mijne huize gearresteerd een bij mij ondergedoken Jood, Herman Müller. Nadat deze door hen is meegenomen heb ik niets meer van hem vernomen, tot diens zuster mij na de bevrijding heeft medegedeeld een officieel bericht te hebben ontvangende houdende kennisgevind dat haar broer op 26 april 1945 in het concentratiekamp Mauthausen is overleden.

De verdachte verklaard: “In de nacht van 15 op 16 Juli 1944 heb ik deel uitgemaakt van een groep van een 50 tal landwachters die te Terhorne en omgeving onder leiding van de Leeuwarder landwacht een razzia uitvoerden. Ik ben bij niemand in huis gegaan en ik heb ook geen wachtdienst verricht. Mij was bekend dat er toen bij de getuige de Vries een Jood, Muller genoemd en in het geheel een 10 a 12 personen.”

Hoeveel pech heeft Herman Ernest Muller gehad…..Zo laat in de oorlog nog verraden worden, nog met het allerlaatste transport gedeporteerd naar Auschwitz, 8 dagen voor de bevrijding van Auschwitz nog deel moeten nemen aan de dodenmars bij een temperatuur van min 20. Lopend aankomen in kamp Mauthauzen en daar alsnog, 9 dagen voor de bevrijding van kamp Mauthausen bezweken door ondervoeding, ziekte, mishandeling en uitputting.

Aeltsje C. de Vries.

Alle rechten voorbehouden