Verhaal

Overleefde zij de oorlog?

Door: Daniel Prins

Debora kwam uit een Amsterdams Joods gezin waar niets aan het geloof werd gedaan. Zij was couturier geworden, met een zeker succes. Ze had een gesloten modezaak aan de Marnixstraat, vlak om de hoek van Americain, waar je op afspraak kleding kon laten maken. Geregeld reisde ze voor haar werk naar andere Europese landen. In Amsterdam nam ze actief deel aan het culturele leven; "ze kende iedereen in de schouwburg, het Concertgebouw, de museumwereld. Ik beschouwde het Stedelijk Museum als mijn speeltuin, zo vaak kwam ik er", zei haar dochter later.

Debora was al 40 toen ze op een 'blind date' Willem van Os leerde kennen. Willem - met een Protestantse achtergrond maar niet gelovig - was zojuist weduwnaar geworden want zijn vrouw Maria (Berkhout) had de Spaanse griep-epidemie van 1919 niet overleefd. Dat huwelijk had maar vijf jaar geduurd, maar er waren al drie zoontjes: Willem, Jan en baby Henk, die nu geen moeder meer hadden. Vader Willem had twee zussen en een broer, allen ongetrouwd, die samen een huis in Bergen-Binnen bewoonden. Daar was baby Henk reeds ondergebracht.

Debora en Willem trouwden op 6 december 1921. Twee jaar later beviel zij van een dochter, Axel - vernoemd naar hun favoriete schrijver Axel Munthe.

Debora runde het huishouden aan de Willemsparkweg waar ze nu woonde, en bleef concerten en tentoonstellingen bezoeken.

Axel: "Als jong meisje waren eigenlijk alleen mijn oren mooi. Maar die waren bedekt omdat ik van mijn vader vlechten moest. Dat was voor hem een schoonheidsideaal. Moeder voelde hoe belangrijk het voor mij was om die lange vlechten af te knippen, en ze heeft me toen meegenomen naar de kapper. Vader was zo kwaad dat hij een maand niet met me heeft gesproken..."

"In de oorlog moest moeder de Jodenster op, als enige in ons gezin. Die zat op een vestje, dat ze dan gauw omsloeg. Heel vernederend. Zelfs als ze de achtertuin instapte moest ze die ster dragen, we hadden immers buren waarvan de dochter NSB-gezind was."

In september 1942 moesten gemengd-gehuwden zich aanmelden.

Op 2 april 1943 werd Debora's zus Lea opgepakt en weggevoerd, via Westerbork naar Sobibor. Vrijwel alle Nederlandse Joden maakten geen deel meer uit van het openbare leven. Wel waren er nog de circa 12.000 gemengd-gehuwden, waaronder Debora. Maar het streven van de bezetter was een judenrein Nederland waarin geen Jodenster meer te zien moest zijn. Op 5 mei werd afgekondigd dat gemengd-gehuwden sternbefreit zouden worden als ze zich lieten steriliseren. Deportatie was het alternatief. (www.tracesofwar.nl/articles/1938/Anti-Joodse-maatregelen-in-Nederland-vanaf-1940.htm)

De dubbelslag van Lea's deportatie en de vernederende sterilisatie - Debora was inmiddels 61 - werd haar teveel. Axel: "Moeder stortte in. Ik zie nog hoe ze thuis werd vastgebonden op een brancard en werd afgevoerd. Die kerels behandelden haar ruig. Ze is opgenomen in de Valeriuskliniek, kreeg elektroshock-therapie zonder verdoving. Ik had daar m'n opleiding dus ik kon zo bij haar binnenlopen. Herkende ze mij? Ik geloof het niet. Ze ontkende dat ze een kind had. Ik trok altijd een knalrood, herkenbaar jasje aan maar ze reageerde niet. Ze is er nooit meer uitgekomen."

Debora van Os-Felleman overleed op 29 januari 1947 in de Valeriuskliniek. Soms is het moeilijk vast te stellen of iemand de oorlog heeft overleefd.

 

(Verteld door Debora's dochter, mijn oudtante Axel, 2022)