Bloeme van West was op 23 Maart 1877 in Amsterdam geboren als dochter van Joseph Mozes van West en Vrouwtje Wijnman. Als 15-jarige trouwde zij op 8 Maart 1893 met de 21-jarige diamantslijper Hartog van West, een zoon van Manuel van West en Klara Wurms. Hartog was geboren op 27 Augustus 1871 in Amsterdam.
Het echtpaar Van West-Van West kreeg 9 kinderen waarvan de eerste, Joseph genoemd, 2 maanden na de huwelijkssluiting, op 28 Mei 1893 geboren werd maar als baby al op 21 Juni 1894 overleed. Van de overige acht kinderen hebben Emanuel (1894), Clara (1898) en Sientje (1910) de Holocaust overleefd maar de 2e Joseph (1896-1943), Sara (1903-1944), Marianne (1906-1943) en Lena (1916-1944) zijn al dan niet met hun gezinnen tijdens de Sjoa vermoord in Auschwitz en Sobibor
Hartog en Bloeme woonden, nadat hun huwelijk gesloten was, op een aantal adressen in Amsterdam, o.a. in de Valkenburgerstraat 184, de Blasiusstraat 121 3e etage en de 2e Boerhaavestraat 13 3e etage, waar zij vanaf 20 Juni 1931 kwamen te wonen. Daar werd Bloeme van West op 8 Juli 1937 weduwe van Hartog van West. Hij is 65 jaar geworden en begraven op de Joodse Begraafplaats in Diemen.
Na het overlijden van haar man bleef Bloeme van West in de 2e Boerhaavestraat 13 3e etage wonen, samen met haar ongehuwde dochter Sara en kleindochter Schoontje. Dat was de dochter van Bloeme’s zoon Emanuel en zijn al op 10 Augustus 1930 overleden vrouw Heintje Prins. Na de dood van Heintje woonde Emanuel weer tijdelijk bij zijn moeder in, totdat hij eind September 1931 definitief uit Nederland naar Zuid Afrika vertrok.
De 2e Boerhaavestraat 13 III was het laatst bekende adres van Bloeme van West, haar dochter Sara en kleindochter Schoontje in Amsterdam. Van daar werd Bloeme van West-van West op 13 April 1943 afgevoerd naar Westerbork, waar zij in barak 57 moest wachten op haar deportatie, die op 20 April volgde naar Sobibor. Bij aankomst op 23 April 1943 werd zij direct in de gaskamers daar vermoord.
Na begin Mei 1943 te zijn opgepakt werd de nog thuiswonende naaister Sara in de nacht van 6 op 7 Mei 1943 afgevoerd naar het concentratiekamp Vught waar zij als confectie-stikster tewerkgesteld werd. Op 15 November werd zij daar vandaar gedeporteerd naar Auschwitz en waar zij opnieuw tewerkgesteld werd. Uiteindelijk is vastgesteld door de Nederlandse Autoriteiten dat zij op 31 Januari 1944 in Auschwitz is overleden.
Schoontje van West, die na de dood van haar moeder en de emigratie van haar vader naar Zuid-Afrika, was in 1930 ondergebracht bij haar opa en oma. Zij behaalde haar 3-jarig MULO diploma en werkte als cassière bij een groothandel in textiel. Door de Joodsche Raad werd zij “gesperrt bis auf weiters” wegens functie; zij werd typiste voor de Raad op het adres Waterlooplein 109, de buitenland-afdeling van de Raad.. Maar tijdens de grote razzia van 20 Juni 1943 werd Schoontje opgepakt en afgevoerd naar Westerbork. Op 20 Juli werd zij naar Sobibor gedeporteerd en op 23 Juli 1943 bij aankomst daar vermoord.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart Bloeme van West, gezinskaarten van Hartog van West en Emanuel van West, archiefkaarten van Joseph, Clara, Sara, Marianne, Sientje en Lena van West; het archief van de Joodsche Raad, registratiekaarten van Bloeme van West-van West, Sara van West en Schoontje van West; ITS Arolson archieven/kampkaart Vught van Sara van West; Website oorlogsbronnen/razzia 20 Juni 1943; website Joods Amsterdam/Waterlooplein 109 en Wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland.nl.