Verhaal

Méér over het transport van 15 November 1943 van Vught naar Auschwitz.

Uit de Publicatie Auschwitz deel IV - door het Nederlandse Rode Kruis - October 1953

Deportatieperioden in 1943 

Buiten de "Sobibor-periode" (2 Maart t/m 20 Juli 1943), zijn in 1943 twee deportatie-perioden te onderscheiden, n.l. de periode van 11 Januari t/m 2 Februari 1943, waarin rechtstreeks naar Auschwitz 9 transporten zijn vertrokken, t.w. 8 uit Westerbork en 1 uit Apeldoorn (kortheidshalve te noemen "Voorjaarstransporten 1943"), en de periode van 24 Augustus t/m 16 November 1943, waarin rechtstreeks naar Auschwitz 8 transporten zijn vertrokken, n.l.  7 uit Westerbork en 1 uit Vught (kortweg te noemen "Najaarstransporten 1943").

Hoofdstuk III/sub IV en V en de samenstelling van het transport van 15-11-1943:

Blz. 44: Bij dit Vught-transport van 15 November 1943 valt op het geringe aantal kinderen en oudere personen, hetgeen verklaarbaar is, omdat Vught een concentratiekamp was voor individueel gearresteerden. Dit transport bestond uit 14 kinderen tot 15 jaar; 485 mannen 16-50 jaar; 526 vrouwen 16-50 jaar; 124 personen boven 50 jaar; totaal 1149 gedeporteerden. Waarvan 32 mannen en 6 vrouwen dit transport overleefden.

Van het transport van 15 November 1943 (Vught-Auschwitz), waarvan na ongeveer 6 weken "quarantaine" en daarop volgende verschillende selecties, werden de overgebleven mannen  verdeeld over de kolenmijnen van Janina, Jawischowitz en Fürstengrube en verschillende arbeidscommando's in Auschwitz-Birkenau, werden heel enkele na de "quarantaine" en de selecties overgebleven vrouwen evenééns in Auschwitz-Birkenau tewerkgesteld.

Blz. 45: Ook voor de transporten van deze periode geldt de algemene regel, dat jonge kinderen (tot 15 jaar), moeders met kinderen, zwangere vrouwen, alsmede zwakke, zieke en oudere personen (in de regel boven ±50 jaar), hetzij terstond bij aankomst, hetzij na verblijf van enkele weken in z.g. "quarantaine", door vergassing om het leven werden gebracht.

Uit Blz. 57 Sub. IV: Het transport van 15 November 1943 (Vught-Auschwitz) bestond, zoals op blz. 44 is opgemerkt, hoofdzakelijk uit mannen en vrouwen van de arbeidsgeschikte leeftijd (weinig kinderen en oudere personen). Onder hen waren veel gemengd-gehuwden en half-Joden. Bij aankomst had geen selectie plaats; allen zijn terstond geregistreerd. (x).

( x ) Deze gang van zaken is een merkwaardige illustratie van het prima facie vreemd aandoende feit, dat het een zeker voordeel had als "gestrafte" te worden gedeporteerd (de naar Vught overgebrachte gevangenen waren immers, zoals op de aangehaalde bladzijde is vermeld, in hoofdzaak individueel gearresteerden!). Men had dan een "dossier" tegen zich, en de kans bestond, dat van "hogerhand" (de "Gestapo" of de "Reichs Sicherheitsdienst") nog wel eens naar dat dossier en naar de bijbehorende persoon zou worden gevraagd. Vandaar dat men dan niet dadelijk kon worden vergast!

Uit Blz. 58-60: Vervolgens ging het gehele transport gedurende ongeveer 6 weken in "quarantaine", waarbij echter enkele groepen terstond werden tewerkgesteld. In Januari 1944 zijn twee grote selecties gehouden, waarvan de data verschillend werden opgegeven. Doordat de registratie en zodoende tevens de matriculering plaatshad voor de selecties, wat door hetgeen bekend is omtrent de lengte van de nummer-series wordt bevestigd, is uit deze series met betrekking tot het aantal geselecteerden in het geheel niets en omtrent de bij de selecties in acht genomen leeftijdsgrenzen heel weinig af te leiden. Dit maakt het niet gemakkelijk de lotgevallen van dit transport te reconstrueren en ten aanzien van de vermoedelijke tijdstippen van overlijden verantwoorde conclusies op te stellen.

A . Mannen: Voor de bepaling van de leeftijden der geselecteerde mannen is het enige houvast de mededeling in een getuigeverklaring, dat personen boven de 45 jaar naar "Blok 18" (het vergassingsblok) gingen, en dat mannen van 18 - 45 jaar werden verdeeld in 2 groepen, waarvan de ene, ten getale van 100 a 150 man, is tewerkgesteld in Auschwitz-Birkenau, terwijl de andere groep naar de kolenmijnen van Janina, Jawischowitz en Fürstengrube werd overgebracht. Het totaal van deze laatste groep is in de beschikbare getuigeverklaringen niet vermeld. Wel is opgegeven, dat ongeveer 120 mannen zijn gegaan naar Janina, en kleinere groepen naar Jawischowitz en Fürstengrube.

Hieruit mag worden geconcludeerd, dat het totaal aantal geselecteerden 300 a 359 man heeft bedragen. Het aantal mannen in de leeftijdsgroep van 18 - 45 jaar bedraagt 425. Zou dus worden aangenomen, dat inderdaad 300 a 350 man zijn geselecteerd, dan zouden bij de selecties nog 75 a 100 zwakke of ziekelijke personen van deze groep moeten zijn afgevallen. Dit is heel goed mogelijk, omdat de selecties vrij zwaar zijn geweest. Voor het aanvaarden der aangegeven leeftijdsgrens pleit bovendien, dat van de 41 bekende geselecteerden de leeftijden  variëren van 18 - 43 jaar (met een zéér merkwaardige uitzondering van 12 jaar!).

De te riskeren statistische fout "bedraagt bij deze aanvaarding 18 a 28% en de trefkans dus 72 a 82%, hetgeen acceptabel mag worden geacht.

Aangaande de levensduur van de geselecteerden vallen slechts zeer globale schattingen te maken. Getuigenverklaringen noemen voor de tewerkgestelden in de mijnen van Janina én Fürstengrube een gemiddelde levensduur van 2 a 3 maanden, dus dezelfde tijd, die ongeveer voor de in de slechtste conditie verkerende arbeidsgroepen in Auschwitz/Birkenau moet worden aangenomen.

Resumerend is het aannemelijk geacht als eindconclusie te stellen dat de tot het onderhavige transport behoord hebbende mannen van 18 t/m 45 jaar, tenzij hun overlijden op grond van individuele gegevens op een ander tijdstip moet worden vastgesteld, moeten worden geacht te zijn overleden uiterlijk 31 Maart 1944.

Voorts zijn de data, waarop de selecties in Januari 1944 hebben plaats gehad, niet precies te bepalen, in verband waarmede daarnevens moet worden geconcludeerd, dat alle andere mannen van dit transport zijn overleden uiterlijk op 31 Januari 1944 te Auschwitz/Birkenau.

B. Vrouwen en kinderen: Getuigenverklaringen melden eensluidend, dat reeds in de eerste weken van haar verblijf te Auschwitz, tijdens de "quarantaine", een zeer groot aantal vrouwen aan typhus, dysenterie en andere ziekten is overleden. Van enkele van deze vrouwen kan wellicht het tijdstip van overlijden individueel worden vastgesteld. De precieze datum in Januari, waarop de kinderen, en de vrouwen, die kinderen bij zich hadden, voor de gaskamers zijn geselecteerd, valt niet te bepalen.

Voorts blijkt uit eenstemmige verklaringen, dat slechts 5 met name bekende vrouwen de selecties van Januari 1944 hebben overleefd. Geconcludeerd moet dus worden, dat alle andere vrouwen, en ook de kinderen, uiterlijk 31 Januari 1944 als gevolg van ziekte, uitputting , vergassing of anderszins waren overleden.

 

Samenvatting van de conclusies: 

Mannen:

1e : Alle tot het transport van 15 November 1943 behorend hebbende mannen, die op de dag na hun aankomst te Auschwitz (dus op 18 November 1943), de leeftijd van 18 jaar hadden bereikt, doch nog geen 46 jaar waren, worden, tenzij individueel anders bekend is, geacht te zijn overleden in of in de omgeving van Auschwitz-Birkenau, dan wel in het mijngebied van Jawischowitz en Fürstengrube,  niet eerder dan 1 Januari 1944 en uiterlijk 31 Maart 1944.

2e :  Alle andere tot het transport van 15-11-1943 behoord hebbende mannen worden, tenzij individueel anders bekend is, geacht te zijn overleden te Auschwitz-Birkenau, niet eerder dan 1 Januari 1944 en uiterlijk 31 Januari 1944.

Vrouwen

Alle tot het transport van 15-11-1943 behorende hebbende vrouwen en kinderen worden, tenzij individueel anders bekend is, geacht te zijn overleden te Auschwitz-Birkenau niet eerder dan 1 Januari 1944 en uiterlijk 31 Januari 1944.

Bron: verkorte weergave uit de Publicatie “Auschwitz deel 4, Deportatietransporten in 1943/najaarstransporten/pagina 5 e.v./ hoofdstuk III, pagina’s 43 e.v. tot blz. 61/Bijlage II, blz. 68 en 69, door het Nederlandse Rode Kruis, October 1953.

 

Alle rechten voorbehouden