Meijer Brilleman
Amsterdam 12.12.1914 - Mauthausen 29.08.1941
Lange Houtstraat 57-I
koopman
Meijer Brilleman was de oudste zoon in het gezin van Simon Brilleman en Mietje Pinto. Na hem werden nog twee broers en twee zussen geboren. Meijer kwam ter wereld in de Lepelstraat, maar bracht zijn lagereschooljaren door in de Valkenburgerstraat. Vader Simon Brilleman was lompenhandelaar en colporteur. Het gezin had het niet breed en Simon moest voor financiële bijstand geregeld een beroep doen op de Steun.
Toen Meijer 10 jaar was, overleed zijn moeder Mietje. Vader Simon kon de zorg voor zijn jonge kinderen nauwelijks bolwerken en trouwde 2,5 jaar later met Klaartje Scholte, de oudste dochter van een diamantwerker die veel dronk. Zij was in armoede opgegroeid, had op jonge leeftijd haar moeder verloren en had jarenlang de zorgtaken in haar ouderlijk gezin op zich genomen. Na haar huwelijk werd ze stiefmoeder van de vijf kinderen van Simon. Samen kregen ze negen maanden na hun huwelijk nog een dochter, Grietje. Onduidelijk is wat er in de jaren daarna gebeurd is, maar in 1931 woonden Simon, Klaartje en hun jongste dochter Grietje in Rotterdam, waar Simon werkte als lompenhandelaar. Simon en Klaartje waren ontzet uit de ouderlijke macht over de overige kinderen. Hun zoons Meijer en Leendert waren opgenomen in de Bergstichting aan de Doodweg in Laren, Sara en Levie vonden onderdak in Utrecht en Jutphaas. Waar Schoontje terecht is gekomen, is niet bekend.
Meijer woonde tot september 1936 in de Bergstichting. Toen keerde hij terug naar Amsterdam en trok in bij zijn vader en stiefmoeder, die inmiddels in de Lange Houtstraat 40-I waren gaan wonen. Hij ging aan het werk als smid. Een halfjaar later verhuisde hij naar een woning aan de overkant van de straat, boven de winkel in oude flessen van zijn vader. Zijn broer Leendert, ook terug uit Laren, trok bij hem in. Begin januari 1941 verhuisde Meijer naar nummer 57-I, waar hij bij het gezin van marktkoopman David Franschman ging inwonen. David had een kraam in het centrum waar hij wild en gevogelte verkocht en verkocht op zondag hart en lever op Uilenburg.
Bij de razzia op zaterdag 22 februari 1941 werd Meijer opgepakt. Zijn woning in de Lange Houtstraat lag om de hoek van het Waterlooplein en het lijkt erop dat Duitse politieagenten die de buurt vanaf de Blauwbrug binnenvielen daar van deur tot deur zijn gegaan om Joodse mannen te arresteren. De mannen die op de nummers 57, 63, 65 en 67 woonden, werden meegenomen. Nummer 59 en 61 werden overgeslagen, omdat dat geen woningen maar pakhuizen waren. Meijer werd samen met honderden buurtgenoten naar kamp Schoorl overgebracht en later naar Buchenwald en naar Mauthausen gedeporteerd. In dat laatste kamp werd hij, 26 jaar oud, op 29 augustus 1941 'auf der Flucht erschossen'.
Niemand van zijn ouderlijk gezin overleefde de oorlog. Zijn vader, stiefmoeder, twee broers, twee zussen en halfzus werden in vernietigingskampen van de naziʼs vermoord.