Elkan Frijda wordt geboren op 18 juli 1883 in Amsterdam. Hij is het zevende kind van negen, waarvan een paar al jong overlijden. Elkan is de tweede zoon van Lion Joseph Frijda (1844) en Jetta Frijda – Sanders (1848). De vier oudsten uit het gezin zijn allen meisjes. De meeste van de kinderen worden geboren in Groningen waar hun vader Lion eigenaar is van een zaak in dames-, heren- en kinderkleding.
Elkan’s oudere broer is Joseph (1879 – 1943). Later verhuist het gezin naar Amsterdam waar behalve Elkan ook zijn jongere broer Herman (1887 – 1944) wordt geboren. Wanneer Elkan zeven jaar is, volgt in 1890 een tweede verhuizing en gaat het gezin wonen in Den Haag. De drie broers zijn intelligent, gaan studeren en verdienen uiteindelijk hun brood middels een maatschappelijk gerespecteerd beroep. Joseph wordt commissionair, Elkan effectenmakelaar en financieel adviseur. Herman, de jongste, studeert o.a. rechtswetenschap en staatswetenschappen, promoveert en wordt hoogleraar.
In een kroniek over de familie Frijda staat te lezen dat Elkan na zijn studie gaat wonen in “het modieuze Wassenaar”. Wel blijft hij werkzaam in Den Haag. In de hoedanigheid van financieel adviseur verschijnt hij een aantal keren in de krant wanneer hij wordt gehoord in rechtszaken met een financiële achtergrond. Een krant meldt dat Elkan bij zo’n gelegenheid kiest voor “de belofte” in plaats van “de eed” op een christelijke bijbel. Blijkbaar gaat dit laatste hem als jood iets te ver. In de periode van 1920 – 1923 brengt hij regelmatig verslag uit over de Haagsche Effectenbeurs in het dagblad Het Vaderland. Ondertussen is Elkan ook op andere financiële gebieden actief. Hij investeert in Haagse zwembaden en in een aantal Scheveningse vissersboten. Hij en zijn beide broers kunnen echter niet anders dan aanzienlijke verliezen hebben geleden als gevolg van de economische depressie die aan de oorlog voorafging.
Eind 1942 of begin 1943 duikt Elkan onder. Het is niet bekend waar en bij wie dat is geweest. Wel dat er door de Wassenaarse politie op 7 januari 1943 een opsporingsbevel verschijnt in het Algemene Politieblad, waarin “de commissaris van politie te Wassenaar verzoekt opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Elkan Frijda, wonende te Wassenaar. Hij heeft zonder de daartoe vereiste vergunning zijn woonplaats verlaten”. Met deze omschrijving worden joden aangeduid die zijn ondergedoken.
Ongeveer twee maanden later wordt Elkan opgepakt. Het is niet duidelijk of dit door verraad gebeurt. Op 4 maart 1944 komt hij aan in Westerbork. Na een kleine drie weken, op donderdag 23 maart, wordt Elkan op transport gesteld naar Auschwitz. De trein telt ditmaal 20 wagons met 599 gedeporteerden, van wie 54 kinderen. “Na de selectie worden 304 mannen (…) en 56 vrouwen (…) toegelaten tot het kamp. De andere 239 gedeporteerden worden vermoord in de gaskamers”. Onder hen is Elkan Frijda, hij is 60 jaar als hij sterft. Ook een zus en zijn beide broers worden vermoord.
Elkan is nooit getrouwd, maar “er wordt gezegd dat hij wel vrouwelijk gezelschap had”. In ieder geval blijft hij kinderloos en laat na de oorlog zijn vermogen na aan de dochter van zijn zus.
Bron: https://www.wassenaar.nl/_flysystem/media/brochure-struikelstenen.pdf