Verhaal

Arie Blits Opgepakt bij razzia op zaterdag 22-02-1941

Arie Blits

Amsterdam 07.01.1914 - Buchenwald 17.05.1941

Nieuwe Uilenburgerstraat 10-III

expeditieknecht

Arie en zijn broer David Blits waren de zoons van straatventer Wolf Blits en Klaartje de Leeuwe. Beide jongens werden geboren in het hart van de oude Jodenbuurt, maar zouden hun jeugd voornamelijk doorbrengen in Amsterdam-Oost. Daar betrok het gezin in 1919 een woning in een van de nieuwbouwblokken aan de Tugelaweg. Vader Wolf verdiende zijn geld met het verkopen van allerlei waar, van groenten en fruit tot lompen, metalen en vaste planten. David ging slechts vijf jaar naar de lagere school en zou lijstenmaker worden. Arie bleef een jaar langer op school en werd meubelstoffeerder en later expeditieknecht. In 1931 keerde het gezin terug naar het centrum, naar de Nieuwmarktbuurt.

Arie leerde een meisje kennen, Klara Goudeketting, dochter van een groente- en fruitventer. Toen ze in verwachting bleek, trouwde het stel. Aanvankelijk woonden ze in bij de ouders van Klara. Twee maanden na het huwelijk, op 30 maart 1938, werd hun zoontje Wolf geboren ‒ vernoemd naar Arieʼs vader. Arie en Klara verhuisden kort daarop naar een woning in de Nieuwe Uilenburgerstraat 10-III.

Arie’s oudere broer David bleef vrijgezel, maar woonde inmiddels ook niet meer bij zijn ouders. Hij huurde een kamer bij Abraham Brilleslijper in de Marnixstraat 327-II.

Tijdens de razzia op zaterdag 22 februari 1941 werden beide broers opgepakt. Ze kwamen in kamp Schoorl terecht, vanwaar ze op 27 februari per trein naar Buchenwald werden gedeporteerd. Het strenge kampregime in combinatie met het uitputtende werk, het voedsel gebrek en de mishandelingen werd David al snel fataal. Hij overleed op 28 maart, een maand na aankomst in het kamp. Hij was de tweede van de groep opgepakte Amsterdammers die in dat kamp om het leven kwam. Zijn broer Arie stierf op 17 mei van dat jaar. Als ‘doodsoorzaak’ voor David werd ‘puerperale septichaemie en hartverlamming’ genoemd, Arie zou overleden zijn aan ‘griep’. Het overlijdensbericht vermeldde: ‘De begrafenis vond plaats op 19 mei 1941 in Krematorium Buchenwald in Weimar.ʼ

De urnen met as van de omgekomen broers werden naar Nederland overgebracht en op de Joodse begraafplaats in Diemen bijgezet. De familie mocht daarbij niet aanwezig zijn. De urn van David Blits werd op 2 juli 1941 bijgezet, die van Arie op
7 juli 1941. Davids stoffelijke resten werden na de oorlog, in mei 1948, samen met 27 andere urnen van de in Buchenwald omgekomen Joodse jonge mannen, op de Joodse begraafplaats in Muiderberg herbegraven. De urn van Arie bleef achter in Diemen.

Arieʼs vrouw Klara en haar zoontje Wolf hebben de oorlog niet overleefd. Ook de ouders van David en Arie werden vermoord.

Interne kampmededeling uit Buchenwald waarin staat dat Arie Blits op 17 mei 1941 aan de griep was overleden. Dat was een verzonnen doodsoorzaak om te verhullen dat de gevangenen stierven door uitputting en mishandeling. Arolsen Archives
Historisch onderzoek gedaan en verhaal geschreven door Wally de Lang