Op 7 december 1940 worden vier jongeren genoemd die uit het kindertehuis zijn weggelopen: Sara Kool, Willy Jacques Scharis en Abraham Hartz, de vierde persoon heeft de oorlog overleeft. Sara wordt omschreven als: klein postuur, zwart haar, donkere ogen, rode platte neus, dikke lippen en gekleed in een blauwe jurk en een zwart/grijs geblokte mantel. Willy Jacques wordt omschreven als: blond haar, gekleed in een korte broek, zwarte kniekousen en lage zwarte schoenen. Tenslotte wordt Abraham als volgt omschreven: zwarte jongen met donkere ogen, gekleed in grijs colbert costuum.
Omdat alle jongeren een vader, dan wel moeder, in Amsterdam hebben wonen wordt besloten om, als de kinderen de volgende dag niet terecht zjn, de Amasterdamse politie te informeren.
Op 9 december 1940 neemt de politie van Baarn contact op met de collega's in Apeldoorn: de kinderen zijn daar aangetroffen en onder begeleiding naar Apeldoorn gebracht. Een verpleger van het Apeldoornsche Bosch haalt de kinderen op.
Bronnen: CODA Apeldoorn