Mozes Vogel, zoon van Isaäc Vogel en Trijntje Lubig, was geboren in Amsterdam op 13 Juni 1891 en verdiende de kost als bloemenkoopman. Hij trouwde op 14 Augustus 1913 met Sara Bril, de 20-jarige dochter van Jacob Bril en Gesina Mol, die eveneens in Amsterdam geboren was op 11 Februari 1893.
Toen Mozes en Sara in Augustus 1913 waren getrouwd, betrokken zij woonruimte in de Valkenburgerstraat 111 2-hoog-vóór. Daar woonden zij met zeven personen tot 14 Mei 1926, tot zij toen verhuisden naar de Lange Leidschedwarsstraat 39 III en de Valkenburgerstraat 111 per 21 Maart 1927 als onbewoonbaar werd verklaard. In de Lange Leidsedwarsstraat werd op één van de drie huisnummers, waar de familie Mozes Vogel heeft gewoond, op 20 Maart 1932 de jongste zoon Abraham geboren.
In totaal kregen Mozes en Sara zes kinderen: Isaac op 25 October 1913, Gesina op 27 Augustus 1915, Trijntje op 28 Augustus 1917, Jacob op 2 October 1919, Salomon op 9 October 1922 én de al eerder genoemde nakomer Abraham Vogel in 1932.
Tijdens de eerste dagen van October 1942 werden door de Duitsers grootschalige razzia’s gehouden, waarbij een aantal leden van het gezin werden gearresteerd en afgevoerd naar Westerbork. Zij werden daar op 4 October binnengebracht: dat waren Mozes, hoogstwaarschijnlijk ook zijn vrouw Sara Bril en hun zonen Salomon en Abraham. Van Salomon is het niet zeker, maar Mozes, Sara en Abraham werden op 19 October 1942 op transport gesteld naar Auschwitz en bij aankomst aldaar op 22 October 1942 onmiddellijk vermoord in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau.
Zeker is overigens wél, dat Salomon Vogel de oorlog heeft overleefd. Uit de archieven van het Stadsarchief blijkt dat hij op 15 Januari 1948 woonde in de0 Scheldestraat 115 III in Amsterdam. Ook zijn zus Gesina overleefde de Holocaust. Zij verbleef met haar echtgenoot Gerrit Bakker, met wie zij in 1935 was gehuwd, op 25 Mei 1955 in Brussel.
Jacob Vogel werd begin Juli 1942 op bevel van de BdS te Den Haag, (Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD) als Jood gearresteerd, in z.g. "Schutzhaft" genomen en op 4 Juli naar het concentratiekamp Amersfoort gestuurd. Na 12 dagen zou Jacob worden doorgestuurd naar Mauthausen, echter hij werd op 16 Juli 1942 op transport gesteld naar Auschwitz, waar hij op 18 Augustus 1942 werd vermoord.
Ook Isaac en Trijntje werden echter al op 23 Juli 1942 in Westerbork geregistreerd. Zij voldeden aan de oproep van begin Juli 1942 voor tewerkstelling in Duitsland onder politietoezicht – de “Arbeitseinsatz. Op 23 Juni 1942 had Himmler al bevolen dat alle Joden uit Frankrijk, België en Nederland moesten worden gedeporteerd naar het Generaal Gouvernement (Polen). Zij werden op Vrijdag 31 Juli 1942 op transport gesteld naar Auschwitz in een transport van totaal 1007 gedeporteerden.
Bij aankomst in Auschwitz ca 2 of 3 Augustus, werden Isaac en Trijntje tewerkgesteld maar onbekend is waar en wat dat werk behelsde. Na de oorlog is wel duidelijk geworden dat de omstandigheden in Auschwitz onmenselijk waren en dat er een grote sterfte heerste onder de tewerkgestelden door ontbering, ziekte of vergassing.
Na de oorlog hebben de Nederlandse Autoriteiten vastgesteld, mede op basis van onderzoek en getuigenissen van overlevenden, dat Isaac en Trijntje Vogel na 30 September 1942 niet meer in leven konden zijn. De gemeente Amsterdam kreeg toen opdracht op voor hen aktes van overlijden op te maken, waarin is vastgelegd dat Isaac Vogel en Trijntje Vogel op 30 September 1942 in Auschwitz zijn overleden.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaarten van Isaac Vogel (1861), Jacob Bril (1861) en Mozes Vogel; archiefkaarten van Mozes Vogel, Sara Bril en van Isaac, Gesina, Trijntje, Jacob, Salomon en Abraham Vogel; Woningkaart Amsterdam/Valkenburgerstraat 111 2hoog-vóór; website ITS Arolson/Jacob Vogel (1919); info Kamp Amersfoort/Jacob Vogel; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Mozes Vogel, Sara Vogel-Bril en van Isaac, Trijntje, Jacob, Salomon en Abraham Vogel.