Joseph Leeger wordt in 1922 geboren als zoon van werkman Elias Leeger en Rebecca Leeger-Wurms. Naast Joseph telt het gezin ten minste vijf dochters en nog een zoon. Ze komen allemaal om tijdens de Holocaust. Zus Rachel overlijdt al in 1922.
Joseph groeit op in zijn geboortestad Amsterdam en het gezin verhuist na de geboorte van Joseph zo’n negen keer, ook in de straat waar hij geboren is: de Uilenburgerstraat. De vader van Joseph wordt op de geboorteakte werkman genoemd, later staat hij op de markt met manufacturen. Ook de moeder van Joseph wordt geregistreerd in het Marktwezenregister. Het is denkbaar dat zij haar man ondersteund heeft. Joseph woont een periode bij zijn zus Rachel en haar man. In maart 1920 overlijdt de zwager van Joseph en twee maanden later treedt Joseph in het huwelijk met Aaltje Springer. De plechtigheid vindt op 26 mei 1920 plaats in Amsterdam. Joseph is 21 jaar en Aaltje een jaar jonger.
Het echtpaar Leeger-Springer gaat wonen in de Amstelstraat op nummer 16. Joseph en Aaltje krijgen in 1920, zeven maanden na hun huwelijk, een dochter die ze Esther noemen. Joseph is net als zijn vader marktkoopman, eerst in manufacturen en later in ongeregelde goederen (goederen van uiteenlopende aard afkomstig van bijvoorbeeld restantenopruimingen van magazijnen). Een marktvergunning wordt ingetrokken ‘wegens onvoldoende bezetten plaats’. Het gezin verhuist in de tweede helft van 1922 naar de Tweede Boerhaavestraat en nog geen twee jaar later betrekken ze een woning op de Raamgracht. In 1925 wordt zoon Elias geboren en vijf jaar later is het gezin compleet met de geboorte van een zoon die de namen Bernard Bob krijgt. Het gezin verhuist twee keer. Het huwelijk van Joseph en Aaltje houdt geen stand en wordt in de jaren dertig ontbonden. De drie kinderen en hun moeder worden gedurende de Holocaust in Polen omgebracht.
Joseph trekt in op het adres van zijn vader. Het betreft de woning op het adres Zwanenburgwal 6. Joseph is lid van de Amsterdamse biljartvereniging ‘Insulinde’. De vroegste berichten zijn teruggevonden in een krant uit 1924. Hij heeft zich dan opgegeven voor een tweede klasse toernooi (klein biljart). In 1927 wordt hij tweede in een derde klasse wedstrijd (klein biljart). In het periodieke blad ‘de biljartwereld’ wordt over een wedstrijd die Joseph speelde geschreven: ‘Leeger was ook zeer goed in conditie, doch kon zich in het begin niet al te best aanpassen.’ Joseph speelt ook enkele keren mee om de ‘Wilhelmina Biljart Beker’(een biljartfabriek is de naamgever van dit toernooi), hij wordt een keer derde (1929) en zevende (1930).
Joseph wordt in juni 1939, veertig jaar oud, opgenomen als patiënt van de Joods-psychiatrische instelling Het Apeldoornsche Bosch. Hij is op onbekende leeftijd met schizofrenie gediagnosticeerd. In juli 1941 wordt Joseph in Amsterdam aangehouden en wordt hier genoemd als typograaf. Joseph is op dat moment patiënt van Het Apeldoornsche Bosch, mogelijk is hij in Amsterdam op verlof, maar het is ook denkbaar dat hij weggelopen is uit de zorginstelling. Joseph zit in Amsterdam in het Vondelpark op een bankje als een mevrouw langsloopt. Uit het dagrapport van de politie: ‘Leeger stond plotseling op en schreeuwde genoemde dame toe: “Ik heb hier te bevelen. Als je niet luistert, schiet ik je een kogel door je kop. We zullen die straatdweilen en hoeren eens bij de politie aanbrengen” en meerdere dergelijke beleedigende uitdrukkingen.’ Verderop wordt geschreven dat hij psychisch is onderzocht: Daar Leeger een geestelijke abnormale indruk maakte is hij onderzocht door dr. Volkers van den G.G. en G.D.’ Hij keert op onbekende datum terug naar Het Apeldoornsche Bosch.
Op 26 maart 1942 wordt door een verpleegster van Het Apeldoornsche Bosch bij de politie een melding gemaakt; Joseph is van de inrichting weggelopen. Hij wordt als volgt omschreven: Hij is gekleed met gestichtskleeding, ziet er slordig uit en draagt een blauw truitje, middelmatige lengte, schraal postuur, langwerpig bleek gezicht, krullend haar, blootshoofds. Ondertussen komt er een melding binnen van ene meneer Wilbrink. Hij heeft een ‘krankzinnig’ persoon gezien in de bossen bij de Woeste Hoeve. Wilbrink is hem gevolgd tot aan hotel De Woeste Hoeve waar hij zag dat de ‘krankzinnige’ naar binnen is gegaan. Een agent wordt ‘met de Ford’ ter plaatse gestuurd. Het blijkt dat de bedoelde krankzinnige de gezochte Joseph is. De agent brengt hem direct terug naar Het Apeldoornsche Bosch.
In de nacht van 21 op 22 januari 1943 jagen de nazi’s voor zover nu bekend 1080 patiënten uit bed en transporteren ze per vrachtwagen naar station Apeldoorn. Het bestuur van het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht (CIK) stuurt op 22 januari 1943 onmiddellijk een brief naar diverse instanties en personen: ,,Tot ons leedwezen zien wij ons verplicht u te berichten, dat in den voormiddag van heden de patiënten van Het Apeldoornsche Bosch, de Sanatoriumafdeelingen en het Paedagogium Achisomog, met ons onbekende bestemming op transport zijn gesteld." Op het moment dat bezorgde familieleden van patiënten naar de instelling bellen, antwoordt een Duitse soldaat in de rol van centralist: ,,Der ist im Himmel ... Heute morgen aufgeflogen".
Eenmaal aangekomen op het station wacht een lange goederentrein die alle patiënten, enkele dorpelingen en een deel van het verplegend personeel rechtstreeks naar vernietigingskamp Auschwitz deporteerd. De officiële sterfdatum van Jozef is 25 januari 1943.
Stadsarchief Amsterdam, Het Utrechts Archief, Koninklijke Nederlandse Biljartbond (KNBB). Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, Yad Vashem, het Nationaal Archief en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten).
1 augustus 2023