Willem Muijs was de jongste zoon van Samuel Muijs en Sara Stokvisch. Hij was geboren in Amsterdam op 16 November 1915 en hij begon zijn werkzame leven als slagersknecht. Op 8 Juni 1938 trouwde hij in Amsterdam met Hendrika Smeer, een dochter van Salomon Smeer en Marietje Roeg.
Vanaf Juli 1937 woonde Willem niet meer thuis maar vond een “inwoning” bij "oom" Levie Rijksman in de Rapenburgerstraat 58 huis, die met de tante van zijn vrouw Hendrika, Heintje Smeer getrouwd was. Echter nadat Willem gehuwd was met Hendrika, werden beiden op 10 Juni 1938 ingeschreven op het adres Blasiusstraat 106 III in Amsterdam-Oost. Daar werden ook hun beide kinderen geboren: op 8 September 1938 hun zoontje Levie en op 28 Maart 1940 hun dochter Marietje Sara.
Uit aantekeningen op de registratiekaart van de Joodse Raad van Willem Muijs blijkt, dat hij militair geweest is in het Nederlandse leger. Na de capitulatie op 15 Mei 1940 kregen alle militairen de status van krijgsgevangenen, maar al enkele weken later bepaalde een “Führer-Dekret” dat het Nederlandse leger uit krijgsgevangenschap was ontslagen. In Juli 1940 werd het leger toen gedemobiliseerd en dienstplichtigen keerden terug naar de burgermaatschappij.
Vermoedelijk daarna, werd Willem Muijs tewerkgesteld in één van de Rijkswerkkampen in Noord- Nederland, maar het is niet bekend in welk kamp hij heeft verbleven en ook niet van wanneer tot wanneer. Inmiddels was het hele gezin in 1941 al wél verplicht geregistreerd bij de Joodse Raad in Amsterdam met de aantekening op hun registratiekaarten van “MIL” (Militair).
De Joodse Raad heeft in Juli 1942 een aantal categorieën Joden voorgesteld voor “terugstelling", waaronder oud-militairen zoals ook de militairen die in de Mei-dagen van 1940 voor het vaderland gevochten hadden. Dit leidde in eerste instantie tot daadwerkelijke terugstelling maar al snel niet meer.
Willem Muijs werd met zijn gezin op 17 Juli 1942 inderdaad nog “teruggesteld van Arbeitseinsatz en deportatie”, waarvoor zij waren opgeroepen. Maar op Maandag 24 Augustus 1942 volgde alsonog transport en deportatie naar Auschwitz. Na aankomst aldaar werd Hendrika Muijs-Smeer met haar kinderen Levie en Marietje Sara Muijs op 26 Augustus 1942 direct in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau vermoord.
Willem Muijs werd daarentegen bij aankomst geselecteerd voor tewerkstelling in het kamp alhoewel het niet bekend is waar Willem toen terecht gekomen is en wanneer en hoe precies hij daar om het leven is gekomen. Hij zal daar snel ervaren hebben dat de omstandigheden onmenselijk, zwaar en inhumaan waren.
Na de oorlog hebben de Nederlandse Autoriteiten vastgesteld, mede op basis van onderzoeken van het Rode Kruis, dat Willem Muijs ná 30 September 1942 niet meer in leven kon zijn. De gemeente Amsterdam kreeg vervogens opdracht om een akte van overlijden voor hem op te maken waarin is vastgelegd dat hij op 30 September 1942 in Auschwitz is overleden.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Willem Muijs; archiefkaarten van Willem Muijs, Hendrika Smeer en Levie en Marietje Sara Muijs; Woningkaart Rapenburgerstraat 58 huis/Levie Rijksman en Willem Muijs; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Willem Muijs, Hendrika Muijs-Smeer, Levie Muijs en Marietje Sara Muijs; website NOS/krijgsgevangenen; de website Jodentransporten vanuit Nederland.nl en de overlijdensakte nr. 531 voor Willem Muijs uit het A-register 46-folio 90-verso – opgemaakt door de gemeente Amsterdam op 18 Augustus 1950.