Edward Hamel werd geboren in Upper East Side, Manhattan in New York als eerste zoon en kind van diamantslijper Mozes Hamel en Eefje Beek. Hierdoor had hij de Amerikaanse nationaliteit. Zij bleven maar 2 jaar in New York vanwege gebrek aan werk voor vader Mozes. Mozes was al in diamantindustrie werkzaam sinds 1917. Op 6 Juni 1903 kwamen zij terug inde Amsterdamse Pretoriusstraat op nummer 96 3 hoog en 13 jaar later begon Eddy’s carrière als voetballer toen hij met 14 jaar in Wilhelmina Vooruit kwam, gevolgd door AFC en in 1922 uiteindelijk het eerste van Ajax. Zijn bijnaam was Belhamel, een toespeling op zijn naam maar ook omdat hij dat als jonge voetballer was.
Als rechtervleugel spits was hij succesvol in 125 wedstijden maar scoorde niet veel. Ondanks zijn goede prestaties kwam hij helaas niet in Oranje vanwege zijn nationaliteit, hij was wel voor vriendschappelijke wedstrijden gevraagd door de Engels coach Bob Glendenning, ook bij Ajax was zijn coach een Engelsman, Reynolds, de man die hem bij AFC ontdekte. Misschien een voorbode voor het ontmoeten van een Engelsman in Auschwitz.
In 1930 moest hij vanwege knieblessure stoppen met actief voetbal en werd coach van onder meer Volendam en net als zijn voetbalcarrière was hij als coach ook succesvol en haalde met Volendam en de Kennemers kampioenschappen. Een jaar eerder 29 augustus trouwde hij met Johanna Wijnberg, ze kregen een tweeling, de zoons Robert en Paul in 1938.Adres was toen Pretoriusstraat 92 op 3 hoog en ze woonden op het laatst Rijnstraat 145 op 2 hoog.
Op een fatale dag in 1942, de 27e oktober werd hij opgepakt vanwege het niet dragen van de Jodenster, wat strafbaar was. Hij probeerde een beroep te doen op zijn Amerikaanse nationaliteit maar bezat die papieren niet. De rechercheurs van Bureau Joodsche Zaken Meyer en Klaas Nap arresteerden hem en de 29e werd hij naar de gevreesde Euterpestraat gebracht. Op de 30e kwamen hij en zijn gezin in Westerbork. Daar zaten ze in barak 43 en 21 tot het transport van 29-1-1943, na aankomst van dat transport van 659 personen werden Johanna en de jongens meteen vergast. Eddy gaat met een groep gedwongen arbeid verrichten en wordt vrienden met de Engelsman Leon Greenman.
Greenman was Engelsman en net als Eddy kon hij voor transport zijn papieren niet tonen zodat zij een ander kamp zouden krijgen om uitgewisseld te worden. Daar in Auschwitz werden ze vrienden in zelfde barak, Leon getuigde later dat ze het goed konden vinden en elkaar warm hielden op de bovenste slaapplek die niet meer was dan een paar planken en misschien een strodeken. Ze wisten ook beide niet wat van hun gezin geworden was. Tot de fatale selectie rond 30 april 1943 toen Eddy ziek was van een abces in zijn mond. Dat betekende niet meer fit genoeg voor werk en hij werd vergast.
Zo kwam een hardvochtig einde aan het leven van een voetballer, de eerste Joodse en Amerikaanse voetballer in Ajax 1. Voor hem en zijn gezin zijn Stolpersteine gelegd, zijn naam staat ook op plaquette bij de KNVB en Ajax adopteerde de steen met zijn naam in het Namenmonument in Amsterdam. Zo wordt toch nog recht gedaan aan zijn naam.