Sara Hendrika van Dam groeide op in Haarlem in een gezin met een oudere broer, Jacob Alexander, en een jongere zus, Hendrika Clara. Zij deed de meisjesschool voor middelbaar onderwijs en slaagde in 1913 voor haar eindexamen aan de HBS. Daarna werkte zij als kantoorbediende. Na het huwelijk en vertrek van haar broer (1922) en de dood van hun vader (1925) en moeder (1937) bleef zij samen met haar jongere zus, Hendrika Clara, wonen in hun ouderlijk huis aan de Duvenvoordestraat 110. Zij was ongehuwd en volgens de registratiekaart van de Joodse raad zonder beroep. Beide zussen waren ongehuwd.
Op 29 oktober 1942 werd er een opsporingsbevel uitgevaardigd tegen Sara en haar zus Hendrika, zoals blijkt uit een opsporingsbevel van de Haarlemse politie. Zij werden ervan verdacht ‘van woonplaats te zijn veranderd zonder daartoe de vereiste vergunning te hebben’. De zussen zaten dus ondergedoken. Onbekend is waar en door wie ze zijn verraden. Op 20 april 1943 zijn ze gedeporteerd naar Westerbork en verbleven daar in barak 57. Een week later werd Sara op transport gezet naar Sobibor, waar ze meteen na aankomst is vermoord. Deportatie uit Westerbork op 27 april 1943 en vermoord in Sobibor op 30 april 1943. Ruim twee maanden (29 juni 1943) later is Hendrika op transport gezet naar Sobibor, waar ze meteen na aankomst is vermoord (2 juli 1943).
Bron: Struikelstenenhaarlem.nl