De muziek is betekenisvol, want de drie broers Ruben, Levie en Jacob vormden voor de Tweede Wereldoorlog samen met drie andere niet-Joodse muzikanten een muzikaal genootschap: de Bolly Band. Ze traden op in verschillende plaatsen, van Groningen tot Sappemeer en Borger. De band speelde bij toneeluitvoeringen, tentoonstellingen en sportevenementen. Een paar jaar later zouden ze geen muziek meer maken op feesten, maar in het kamporkest van vernietigingskamp Auschwitz. De broers overleefden het concentratiekamp niet, net als hun zussen en ouders die er ook werden vermoord.
In totaal verdienden vijf van de zeven kinderen Bollegraaf hun brood als muzikant. Het muzikale gezin woonde aan de Folkingestraat 35, waar vader Simon Bollegraaf een kledingzaak had.
Op nummer 10 woonde Claartje van der Wijk-Bollegraaf, dochter van de familie, samen met haar man Izak en kinderen Jozef en Grietje.
Met de ontwikkelingen in nazi-Duitsland in 1939 zette het gezin in de krant alle instrumenten te koop. Het leek erop alsof ze wilden vertrekken, maar ondanks de angst besloten ze te blijven. De instrumenten werden niet verkocht en ze bleven, ook tijdens de oorlog, muziek maken. Maar in 1942 viel het doek: de kledingzaak werd gesloten door de Duitsers en de familie kreeg een muziekverbod opgelegd. In datzelfde jaar werden ze naar Auschwitz gedeporteerd.