Chaja was de oudste van de drie kinderen van David en Gitla Borzykowski. Ze werkte bij een stoffenhandel aan de Amsterdamse Kalverstraat, maar eind mei 1941 werd zij ontslagen. Omdat ze Joods was. Van haar collega’s kreeg ze deze poederdoos, een prachtig afscheidscadeau.
Chaja had verkering met de Abraham Stodel, door iedereen Ab genoemd. Hij noemde Chaja op zijn beurt altijd Hella. Ze trouwden op 18 december 1941, tegelijk met Chaja’s zus Rachel en haar verloofde Jules Schelvis.
De familie Borzykowski werd tijdens een razzia op 26 mei 1943 opgepakt en naar Westerbork overgebracht. Van daar werden zij een aantal dagen later naar vernietigingskamp Sobibor gedeporteerd. Alleen Chaja’s zwager Jules overleefde Sobibor en verschillende andere kampen.