Verhaal

Over de familie De Leeuw

De naam van Mozes de Leeuw komt voor in het zogenaamde CABR-dossier (Nationaal Archief, archief 2.09.09, inventarisnummer 97382) van de fanatieke jodenhater en nationaalsocialist Hubertus C.F. Pijnenburg. Bij verhoor na de bevrijding verklaarde Pijnenburg dat hij een ‘ingekankerde’ haat tegen joden had, omdat hij financieel gedupeerd zou zijn door joden. Hij schreef onder meer heftig antisemitische brieven aan de burgemeester van zijn woonplaats Zeist, waarin hij maatregelen eiste tegen aldaar verblijvende joden. Ook gaf hij bijvoorbeeld leiding aan een aanval op joodse bezoekers van Heck’s restaurant in Utrecht.

In 1942 bevond Pijnenburg zich met een concubine tijdelijk in Zwolle. Voor woonruimte liet hij zijn oog vallen op het pand Diezerstraat 90. Daar woonden op dat moment het echtpaar Levie en Aaltje de Leeuw-Koopman, alsook Mozes de Leeuw-en het echtpaar Meijer en Dina de Leeuw-Jacobs. Levie de Leeuw en zijn zoons Mozes en Meijer hadden daar een zaak in muziekinstrumenten geëxploiteerd. Ook de door de bezetter aangestelde beheerder van die zaak moest van Pijnenburg ingekwartierd worden op Diezerstraat 90. Er was blijkbaar niets tegen te doen, en aldus ontstond een volstrekt onhoudbare woonsituatie voor de familie De Leeuw die op deze manier hun woning uitgewerkt werd.

Omdat joden in die tijd al niet meer zonder toestemming mochten verhuizen, moest de familie De Leeuw aan hun kwelgeest Pijnenburg vragen om verhuizing mogelijk te maken. Dat was geen probleem voor de fervente nationaalsocialist, die zo de beschikking kreeg over het hele pand, maar hij stond niet toe dat de familie De Leeuw haar inboedel meenam.

Dit schokkende verhaal verklaart mogelijk waarom medio 1942 aanvankelijk het adres Kerkstraat 5 (bij het gezin Nord-van Biene) voor de geterroriseerde familie De Leeuw werd genoteerd. Ze moesten namelijk op stel en sprong weg en zouden dan wat later huisvesting op Nieuwstraat 57 (bij het gezin Caneel-Koopman) hebben gevonden.

 

Gerrit van der Vorst