Verhaal

Méér over het transport van 9 Februari 1943 Westerbork -> Auschwitz.

Algemene Opmerkingen

In 1943 zijn twee deportatie-perioden te onderscheiden, n.l. de periode van 11 Januari t/m 23 Februari 1943, waarin rechtstreeks naar Auschwitz  9  transporten zijn vertrokken, t.w. 8 uit Westerbork en 1 uit Apeldoorn (kortheidshalve te noemen "Voorjaarstransporten 1943") en de periode van 24 Augustus t/m 16 November 1943, waarin rechtstreeks naar Auschwitz 8 transporten zijn vertrokken, n.l. 7 uit Westerbork en 1 uit Vught (kortweg "Najaarstransporten 1943" genoemd).

In sterkere mate dan de Auschwitz-transporten van het najaar 1942, hadden de voorjaarstransporten van 1943 het karakter van vernietigingstransporten, geaccentueerd vooral hierdoor, dat z i j voor het merendeel waren samengesteld uit oudere en minder valide personen, die niet in aanmerking kwamen om te worden tewerkgesteld, en dus waren bestemd om terstond bij aankomst te Auschwitz te worden vergast. Overwegend is ook het aantal vrouwen.

Al dan niet verband houdend met de samenstelling en de omvang dezer transporten, is in elk geval vermeldenswaard een (als enige van dien aard bekend geworden) geheime order van het  hoofd van het "Reichs Sicherheits-Hauptamt", waarbij de deportatie werd bevolen van 45000 personen van Joodsen bloede, waarvan 3000 uit Nederland, in het tijdvak van 11 t/m 31 Januari 1943.

Aan deze order werd door de "Befehlshaber der Sicherheitspolizei" in Nederland voldaan door het doen afvoeren van 5 transporten, respectievelijk op 11, 18, 23 en 29 Januari 1943 uit Westerbork en op 22 Januari 1943 uit Apeldoorn ("Apeldoornse Bosch-transport"), totaal ter sterkte van 3594 personen. Daarna vertrokken in deze periode uit Westerbork nog 4 transporten, respectievelijk op 2, 9, 16 en 23 Februari 1943, tezamen omvattende 4283 personen.

Hieronder volgt een overzicht van het voorjaarstransport van 9 Februari 1943, met vermelding van hun sterkte en samenstelling, gesplitst naar M/V en leeftijdsgroepen.

Vertrek uit Westerbork naar Auschwitz  9 Februari 1943

Aantal gedeporteerden ………………………... 1184,  waarvan M:  476   en  V:  708

Personen boven 50 jaar …………………………   649,  waarvan M:  225   en  V:  424

Kinderen onder 16 jaar ………………………….   154,  waarvan M:    73    en  V:    81

Personen tussen 16 en 50 jaar ………………..   381, waarvan M:  178    en  V:  203

Waarvan 16-17 jarigen ……………………………     13, waarvan M:      7    en  V:     6

Waarvan 18-35 jarigen ……………………………  176, waarvan M:    85   en  V:     91

Waarvan 36-40 jarigen ……………………………..  66, waarvan M:    30   en  V:    36

Waarvan 41-50 jarigen ……………………………. 126, waarvan M:   56   en  V:     70

In totaal 12 overlevende Mannen.

Het Transport van 9 Februari 1943 van Westerbork naar Auschwitz.

In tegenstelling met de tot reeds andere besproken transporten, is omtrent het lot van de met dit transport gedeporteerden vrij veel bekend o.m, doordat 12 mannen zijn teruggekeerd. Wat betreft de algemene gang van zaken bij de aankomst te Auschwitz, stemmen de verklaringen van deze overlevenden hierin overeen, dat bij de terstond gehouden "selectie (dus op 12 Februari 1943) alle vrouwen en kinderen en oudere mannen, alsmede enkele jongere mannen, die niet verkozen te lopen of bij hun vrouwen wilden blijven, (namen van deze laatsten uiteraard alleen bekend voor zover zij door getuigen zijn genoemd), op auto’s werden geladen en naar de gaskamers werden gebracht.

Toch is van één vrouw van toentertijd 25 jaar, die op de transportlijst staat vermeld als verpleegster, op 7 September 1943 een brief ontvangen uit Birkenau. Klaarblijkelijk is zij, gelijk meer geschiedde met medisch en verplegend personeel, op het laatste moment uit de voor vergassing bestemde groep gehaald om in het kamp in haar beroep te worden tewerkgesteld. Ook omdat van alle andere vrouwen na de dag van aankomst nimmer meer iets is vernomen, is zij kennelijk als een uitzonderingsgeval te beschouwen.

De schattingen door de overlevenden van het aantal tewerkgestelde mannen variëren van 100 tot 200, en die van hun leeftijden van 16 à 18 tot 40 jaar. Het gereconstrueerde fragment van de matricule-serie loopt van 100852 (A) t/m 100963 (W) en omvat dus 112 namen.

Er rekening mede houdend, dat vóór de A en na de W nog enkele nummers kunnen liggen, kan dus worden aangenomen, dat in totaal ±120 mannen zijn gematriculeerd. Met uitzondering van één jongen van 15 jaar en 2 mannen van respectievelijk 42 en 48 jaar, zijn de bekende gematriculeerden inderdaad allen van de leeftijd van 16 tot 40 jaar.

Daar voorts, blijkens het bovenvermelde staatje, het totaal aantal mannen in deze leeftijdsgroep 122 bedraagt, dus iets meer dan het vermoedelijk aantal gematriculeerden en één der overlevenden bovendien verklaart, dat het bevel werd gegeven, dat de "arbeitsfähige" mannen tot 40 jaar moesten uittreden, kan veilig worden aangenomen, dat, behoudens enkele uitzonderingen, de mannen van 16-40 jaar zijn tewerkgesteld. Zij werden, op 2 timmerlieden na, allen overgebracht naar Monowitz.

Echter komen slechts de namen van 18 mannen voor in de "Krankenbau"-administratie van Monowitz hetgeen uiteraard in hoofdzaak daaraan moet worden toegeschreven, dat het bewaard gebleven deel van deze administratie eerst aanvangt met 7 Juli 1943, eindigend 19 Juni 1944.

Van in totaal 27 mannen zijn brieven ontvangen, en wel het laatst van 8 mannen op 7.9.1943 uit Monowitz,  van 7 mannen op 7.4.1944 uit Monowitz,  van 4 mannen op 7.9.1943 uit Birkenau,  van 7 mannen op 8.11.1943 uit Birkenau en van 1 man op 7.4.1944 uit Birkenau. Van deze briefschrijvers zijn er 8 teruggekeerd.

"Fragebogen" zijn aangetroffen van 18 mannen, w.o. die van 4 briefschrijvers en van 9 teruggekeerden. Voorts zijn de namen van 2 mannen gevonden in de "Krankenbau"-administratie van Auschwitz.

In totaal zijn 34 overlijdensdata bekend (waarvan 32 uit het "Nummerdodenboek" van Auschwitz). Hiervan liggen er in: Februari 1943, 6 ; Maart 1943, 12;  April 1943, 5;  Mei 1943, 4; Juni 1943, 3; Juli 1943, 1;  Augustus 1943, 1 en in  April 1945 ,2.

In sterkere mate dan bij het vorige transport moet bij de beoordeling van deze cijfers in aanmerking worden genomen, dat daarin de vergassingsgevallen, welke zouden zijn na te gaan aan de hand van de afvoeringen uit de "Krankenbau" Monowitz naar Birkenau indien de administratie van deze inrichting compleet bewaard zou zijn gebleven, niet zijn verwerkt. Eigenlijk bestaat er dus, à fortiori (al helemaal) voor dit transport, ten aanzien van de tewerkgestelden, omtrent wier lot geen individuele gegevens bekend zijn, slechts stevige grond voor de conclusie, dat zij zijn overleden voor 7 juli 1943 (X)

(X)  Op grond van algemene statistische gegevens neemt de "Commissie tot het doen van aangifte van overlijden van vermisten ook hier als uiterste sterfdatum: 30 April 1943, daarbij de gevallen, waarin nà die datum nog van het bestaan van tewerkgestelden is gebleken, als uitzonderingsgevallen beschouwend. Het aantal van diegenen onder hen, van wie met zekerheid vaststaat, dat zij na die datum nog in leven zijn geweest, bedraagt reeds 49, (onder wie 12 overlevenden, 10 briefschrijvers, van wie geen andere gegevens bekend zijn, 11 man, die blijkens administratieve gegevens nadien zijn overleden, en 16 man van wie latere mutaties van andere aard in de administratie zijn vermeld).

Bron: het archief van het Rode Kruis, publicatie “Auschwitz IV” uit October 1953, Voorjaarstranspoorten 1943, pagina’s  5, 21,23 en pagina’s 34 t/m 37- het transport van 9 Februari 1943.

Alle rechten voorbehouden