Verhaal

Reconstructie van het leven van Carla Magnus in Nederland, 1932 tot 1947

Door: Frank Koeman

Persoonsbewijs Carla

In het voorjaar van 2019 kwam ik in contact met Rob Kay, een journalist uit de Verenigde Staten. Hij is de zoon van Carla Magnus-Kay. Carla is een telg uit de Joodse familie Magnus uit Hamburg. Zij verliet Duitsland met haar ouders in 1932 . Carla overleefde de nazi’s dankzij de hulp van het Amsterdamse verzet. Rob vertelde me dat zijn moeder tijdens haar leven weinig over haar tijd in Amsterdam los wilde laten. Ik had eerder het een en ander uitgezocht over een andere Joodse familie. Rob was daarvan op de hoogte en vroeg mij of ik de Amsterdamse periode in het leven van zijn moeder kon proberen te reconstrueren. Als achtergrond- informatie stuurde hij mij een kopie van het dossier dat zich in Duitsland bevindt en dat is samengesteld tijdens de procedure die gevolgd werd in het kader van de zgn. “Wiedergutmachung”. In het volgende verwijs ik soms naar deze documenten. Dit is het verhaal dat ik Rob Kay en zijn broer Stephen kon vertellen.

Carla Magnus (Hamburg, 1925) was de dochter van Leon Lase Magnus (Hamburg, 1887) en Regina Kirsch (Berlijn, 1892). Leon was een telg uit een Joodse familie uit Hamburg, met voorouders in Kopenhagen, Denemarken. De Hamburgse tak ontstond ca. 1700.

Met de opkomst van de nazisme in Duitsland werd de joodse bevolking geleidelijk aan uit de samenleving uitgesloten. Ze verloren hun beroepen en functies, ze werden gediscrimineerd en bedreigd. Als gevolg daarvan kwam een vluchtelingenstroom op gang, ook naar Nederland.

Direct na de machtsovername door Hitler in 1933 was het voor veel Duitse Joden duidelijk dat ze een veilig heenkomen moesten zoeken. Leon en Regina hadden dit besluit al eerder genomen: ze emigreerden eind 1932. Nederland was een voor de hand liggende bestemming: het was dichtbij. De Nederlandse overheid voerde echter een streng beleid. Alleen mensen met geldige papieren en voldoende geld konden Nederland binnenkomen. Uit de documenten blijkt dat Leon Magnus, toen hij Hamburg verliet, een behoorlijk vermogend persoon was. In een ander document wordt vermeld dat hij een opleiding tot bankier had gevolgd. Het zal voor hem niet zo moeilijk zijn geweest om een immigratievergunning te krijgen.

Alleen al tussen 1933 en 1937 staken 35.000 Duitse Joden de Nederlandse grens over. Een groot deel trok verder. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1940 waren er echter nog ongeveer 15.000 Duitse Joden in Nederland. Een relatief groot deel was gaan wonen in Amsterdam zuid, in de omgeving van de Beethovenstraat. In deze wijk, die in de jaren 1920 en 1930 werd gebouwd, kregen de straten de namen van beroemde componisten en schilders. De appartementen zijn vrij ruim, het is nog steeds een gewilde maar dure woonbuurt. Ook de familie Leon Magnus vestigde zich hier, in een 5 kamer appartement in de Watteaustraat 20. Leon startte een exportbedrijf dat contact onderhield met zijn in Guatemala wonende familie.

 Ook Gertrud Magnus (Hamburg, 1881) en Selma Magnus (Hamburg, 1893), twee zussen van Leon, kwamen naar Amsterdam. Uit het vreemdelingenregister van Amsterdam blijkt dat Gertrud met haar echtgenoot Elias Nathan Kohan in de periode tussen 1900 en 1917 regelmatig voor langere tijd in Nederland verbleef. Elias was in 1926 in Berlijn overleden. In januari 1939 kwam Gertrud definitief naar Amsterdam. Selma kwam ook als weduwe, haar man Leopold Lilienfeld (1867) overleed in Hamburg in 1925. Selma stierf in Amsterdam in 1941 en wordt aangemerkt als slachtoffer van de holocaust. Ze kreeg een zoon Gerd, die in 1936 is geboren  in Amsterdam. De jongen droeg de achternaam van zijn moeder, maar op de persoonskaart van  Max Jüdell (Hamburg, 1893) wordt Gerd, weliswaar doorgestreept, als zoon vermeld. Max woonde in hetzelfde huis als Selma, Achillesstraat 120, niet ver van Carla’s huis. Op de persoonskaart van Max staat dat hij medewerker technische dienst bij de Joodse Raad was. Gertrud woonde in de Roerstraat 22, ook vrij dicht bij Leon en Regina. Zij verhuurde kamers. Deze zuster van Leon stierf in Sobibor op 26 maart 1943, dezelfde dag dat hij en Regina werden vermoord.

Toen Carla Magnus naar Amsterdam kwam, was ze 7 en haar broer René 5 jaar. Beide kinderen moeten in hun buurt naar de lagere school zijn gegaan. Net als Anne Frank leefden ze waarschijnlijk een min of meer normaal gezinsleven met hun vader Leon, moeder Regina, hun tantes en babyneefje en hun Nederlandse en Joodse schoolvrienden. Ze waren lid van de Joodse gemeenschap, René deed zijn Bar Mitswa op de 29e juli 1939.

Bar Mitswa René

Alles veranderde in 1940. Op 10 mei vielen de Duitsers Nederland aan. Na het bombardement op Rotterdam moesten de Nederlandse militairen capituleren en namen de nazi’s het bestuur van het land over. Aanvankelijk leek het erop dat het normale leven zijn gang kon blijven gaan. Veel van de circa 140.000 Joden in Nederland vonden het wel meevallen. Maar vanaf de zomer van 1940 werden de eerste anti-Joodse maatregelen doorgevoerd.

Er werden maatregelen genomen om de Joden stap voor stap te isoleren. Een selectie: in juli werd ritueel slachten verboden. In augustus werd het besluit genomen dat Joden niet langer in overheidsdienst konden zijn. Overheidspersoneel moest een 'verklaring van Ariërschap' ondertekenen. Zij moesten verklaren niet Joods te zijn. Joods personeel werd ontslagen. Joden werden van markten geweerd. In september werden Joodse kranten verboden. In januari 1941 moesten alle Joden en alle personen met ten minste één Joodse grootouder zich registreren in het bevolkingsregister van hun gemeente. Bioscopen, restaurants, cafees, zwembaden, stranden en sommige parken werden verboden verklaard voor Joden. Identiteitskaarten van Joden moesten voorzien zijn van een stempel met een “J”. Vanaf 3 mei 1942 moesten alle Joden van 6 jaar en ouder de gele Davidster met het woord “Jood” zichtbaar op hun kleding dragen. Carla heeft verklaard dat zij en haar ouders dat deden.

 In februari 1941 gaven de nazi’s opdracht tot de oprichting van een Joodse Raad, als vertegenwoordiging van de Amsterdamse Joden. Zij verplichtten de voorzitter van de Nederlands Israëlitische Synagoge, de heer Abraham Asscher, samen met twee rabbijnen om zo’n raad te vormen. Asscher stemde toe en hij en professor David Cohen richtten de Raad op. Beide mannen verklaarden later dat zij niet aarzelden om het voorzitterschap te aanvaarden en zij waren niet de enigen die niet aarzelden: de Joden die door Asscher en Cohen werden benaderd, dachten dat zij via de Joodse Raad invloed zouden kunnen uitoefenen en verwachtten niet dat de Joodse Raad slechts een instrument van de nazi’s zou worden.

Op 26 juni werd de Joodse Raad door de Duitsers geïnformeerd over de aanstaande deportatie van Joden naar het Oosten.

Vanaf september 1941 mochten Joodse kinderen niet meer naar openbare scholen. Carla was 16 jaar oud, ze zat waarschijnlijk op een middelbare school. Ze begon aan een opleiding tot kinderverzorgster in een Joods kindertehuis. Er was zo'n huis in de Breughelstraat, niet ver van de Watteaustraat. Waarschijnlijk heeft ze daar haar opleiding gehad. De collega's hebben haar misschien wel een hint gegeven om een verklaring van de Joodse Raad te vragen dat ze als hulp in de kinderopvang werkte. Zij beschikte over dit document (zie bijlage). Deze verklaring ontsloeg haar van de "Arbeitseinsatz", de verplichting te “werken” in Duitsland.  Ze kreeg een stempel waaruit de vrijstelling bleek op haar identiteitskaart.

Op 30 oktober 1942 behaalde ze haar diploma voor kinderverzorgster (zie bijlage).

Al vanaf februari 1941 werden Joden door de Duitsers opgepakt en vastgezet, maar de massale deportaties begonnen vanaf augustus 1942. Leon en Regina, de ouders van Carla en René werden op 10 december 1942 thuis opgehaald. De nazi's zeiden dat de Joden naar een werkkamp gingen. Wat dat werkelijk betekende, wist toen nog niemand. Leon en Regina werden overgebracht naar Westerbork, een doorganskamp in de provincie Drenthe en vandaar naar Sobibor, waar ze op 26 maart 1943 zijn vermoord.  Hetzelfde lot trof Gertrud. Kleine Gerd is samen met zijn vader Max Jüdell afgevoerd op 1 november 1943. Hij werd nog dezelfde maand in Auschwitz omgebracht.  Max  heeft het in Auschwitz tot 31 maart 1944 volgehouden.

Carla heeft verteld dat ze met haar broer naar de Plantage Franschelaan 13, het jeugdhuis van de Joodse Raad, is gevlucht. Uit het bevolkingsregister blijkt dat ze daar inderdaad per 28 december 1942 zijn ingeschreven. Carla had door haar vrijstelling van de Joodse Raad. René heeft zich kennelijk aan de arrestatie kunnen onttrekken.  

De Plantage Franschelaan bevond zich in een buurt waar de meer welgestelde Joden woonden, zoals artsen, ambtenaren en rabbijnen. Op nummer 8 was een van de drie Joodse ziekenhuizen in Amsterdam gevestigd, het Portugees-Israëlitisch Ziekenhuis en het Oudevrouwenhuis. Ook bevond zich in dezelfde straat het hoofdkwartier van de Bond van Diamantbewerkers, de eerste vakbond in Nederland. De diamantindustrie in Nederland was een volledig Joodse aangelegenheid. Na de oorlog werd de Plantage Franschelaan omgedoopt tot Henri Polaklaan. Henri Polak was de voorzitter van de vakbond van diamantbewerkers en een zeer gerespecteerd burger van Amsterdam. In de Sjoa werden 201 mensen die in deze straat woonden vermoord.

Tussen november 1941 en april 1943 werden in het jeugdhuis van de Joodse Raad 45 jongeren geregistreerd. Ik heb gevonden dat 19 van hen de dood vonden in Auschwitz, Sobibor of andere kampen. Over de overige 26 is geen informatie beschikbaar. René heeft hier tot begin mei gewoond. Hoewel hij door zijn zuster steeds is gewaarschuwd  dat hij zich moest verbergen is hij op toch opgepakt. Carla heeft wel eens tegen haar zoon Rob gezegd dat hij het heeft opgegeven. Dat hij het moe was om zich steeds te verstoppen. Begrijpelijk voor een 16 jarige. En hij had natuurlijk geen idee wat hem te wachten stond als hij zou worden gearresteerd. Hij was 16 jaar oud toen hij begin mei 1943 werd opgepakt.  Al op de 28e van die maand werd hij in Sobibor omgebracht.

Zoals gezegd, behaalde Carla haar diploma kinderverzorgster op 30 oktober 1942. Tussen deze datum en juni 1943 zal ze in dit beroep hebben gewerkt. Per 18 juni 1943 verhuisde ze van de Plantage Franschelaan naar de Jacob Obrechtstraat 92. Dit was destijds het adres van het Centraal Israëlisch Ziekenhuis. Ze heeft daar gewerkt als dienstbode.

In 1957, in het kader van de Wiedergutmachungsclaim die Carla en haar advocaat voorbereidden tegen de Duitse overheid, werd een zeer belangrijke verklaring afgelegd door mevrouw Henriette Cornelia (Jet) Wichers Hoeth. Deze verklaring is als bijlage bijgevoegd. Mevrouw Wichers Hoeth was in 1943 maatschappelijk werkster en tevens lid van het verzet. Haar verzetsgroep (Groep 2000, zie ook  https://jacobavantongeren.nl/henriette-cornelia-wichers-hoeth/Groep 2000 ) richtte zich met name op de ondersteuning van ondergedoken  Joden. De groep verstrekte valse identiteitskaarten, valse voedselbonnen en onderdak. Mevrouw Wichers Hoeth was toen in 1943 32 jaar oud.

Mevrouw Wichers Hoeth verklaarde dat ze in het najaar van 1943 met Carla in contact kwam. Carla verbleef toen op een transitie-adres, dat wil zeggen een voorlopig illegaal onderkomen. Van daaruit moest Carla worden overgeplaatst naar een geschikt, bij voorkeur vast adres. Carla vertelde haar dat ze als dienstbode in het Centraal Israëlisch Ziekenhuis had gewoond en gewerkt. Dit Joodse ziekenhuis was meerdere malen door de nazi's overvallen. Op 13 augustus 1943 was de situatie zo ernstig dat Carla besloot te vluchten. Volgens een vriend van René uit die tijd, Arnold Levor, die Rob Kay in 2019 heeft kunnen spreken heeft Carla haar Davidsster afgetrokken en is ze door het cordon van Duitse soldaten en Nederlandse politie gelopen. Carla is daarna kennelijk in contact gekomen met het verzet en ondergebracht op een onderduikadres.

Mevrouw Wichers Hoeth kon zich het adres van het transitonderkomen niet herinneren. Alle onderduikadressen worden in de documenten genoemd. Het moet het eerste adres zijn geweest: Ferdinand Bolstraat 103, bij de familie De Geus. Waarschijnlijk Dirk de Geus en zijn vrouw Lucie. Dirk was leraar Frans, ongeveer 37 in 1943. Hij was zeer actief in het verzet in Amsterdam, maar werd in januari 1945 door de Duitsers opgepakt en gefussilleerd. Een foto van Dirk: https://www.eerebegraafplaatsbloemendaal.eu/dirk-de-geus

Mevrouw Wichers Hoeth slaagde erin om Carla te huisvesten in een klein zolderkamertje in een bijgebouw van het Lutherse Diaconessenhuis in Amsterdam. Dit is ook een ziekenhuis, maar dan met een Lutherse signatuur. Carla moest een andere naam gebruiken en kreeg valse identiteitspapieren. De voorwaarden waren dat ze het huis niet mocht verlaten en geen contact mocht hebben met de buitenwereld.  Mevrouw Wichers Hoeth deed zich voor als haar tante. Ze bezocht Carla af en toe en bezorgde haar voedseldistributiekaarten. Naar mevrouw Wichers Hoeth zich herinnerde, zat Carla hier ondergedoken tot ongeveer het voorjaar van 1944. Ze moest verhuizen vanwege een dreigende controle van alle ziekenhuizen en werd overgebracht naar een tijdelijk onderkomen bij de familie van Essen in de Quellijnstraat 36. Daarna werd ze ondergebracht in de Lairessetraat 6, in de woning van rechter Jasper Boon. Ze kon daar enkele maanden verblijven. Een dochter van Boon, Jenny, was getrouwd met Willem Jan van Heeckeren. Volgens Rob hebben zij in de Verenigde Staten nog regelmatig contact gehad met Carla.

Toen de situatie voor Joodse onderduikers in Amsterdam verder verslechterde, besloot de verzetsgroep om Carla buiten de stad onder te brengen. In een van de documenten wordt de familie Kirpensteijn genoemd, Krullenlaan 17 in Zeist, ongeveer 70 kilometer van Amsterdam. Waarschijnlijk was het de familie van Cornelis Kirpensteijn (1902) en zijn vrouw Antonia. Cornelis was timmerman. Het is niet duidelijk hoe lang ze daar verbleef. Haar laatste onderduikadres was bij de familie Ritmeester, van Dijcklaan 17 in Bilthoven. Hier woonde ze toen Nederland op 5 mei 1945 werd bevrijd.

Waarschijnlijk woonde ze hier tot haar emigratie naar de Verenigde Staten. Ze volgde een typecursus in Utrecht, bij Bilthoven. Ze behaalde haar diploma in 1946. In juli 1947 emigreerde Carla naar de Verenigde Staten. Daar trouwde ze in oktober met John Lewis Kay.

1 januari 2025

 

 

Media bestand