Michael trouwde op 16 juli 1913 met Carolina Hartog (Gorinchem 5 oktober 1888). Zij kregen twee zonen, Iwan Leo (Gorinchem 19 juni 1914) en Constant Herman (Connie, 24 mei 1919). Aan de vooravond van de oorlog woonden Michael en Carolina aan de Dullerstraat 11 in Arnhem; later zijn zij gescheiden.
Michael was vertegenwoordiger van de fabriek van Calmer Polak Gzn. in Groningen die sinds 1921 de immens populaire Ranja-limonadesiroop produceerde. Daarom werd hij in Arnhem wel ‘Ranja de Leeuw’ genoemd. Hij organiseerde huishoudbeurzen in Musis Sacrum en was bestuurslid van de Joodse Sociëteit. Zoon Iwan Leo was getrouwd met Edith Steinmann (Arnsberg 22 november 1916) en woonde met haar aan de Parkstraat in Arnhem op nummer 70.
Michael werd op 26 maart 1943 in Sobibor vermoord, zijn zoon Iwan Leo en schoondochter Edith drie weken later op 16 april, eveneens in Sobibor. Carolina was al op 2 november 1942 in Auschwitz vergast.
De jongste zoon Connie heeft als enige de oorlog overleefd. Hij weigerde de jodenster op te doen, zwierf door het land en dook op verschillende plekken onder. Na de oorlog ging hij in militaire dienst en was enige tijd sergeant in Kamp Erica in Ommen. Na het nieuws dat zijn gehele familie is vermoord, emigreert hij naar Israël. Hij werkt er als ziekenbroeder, trouwt een Frans-Israëlische vrouw en krijgt twee zonen. Na zijn pensionering gaat hij terug naar Arnhem. Hij sterft in 1999 in Hospice Rozenheuvel in Rozendaal.
Connies verhaal is opgetekend door Margo Klijn in 'De stille slag. Joodse Arnhemmers, 1933-1945', Van Gruting 2003.