opgetekend door Leo Schreuders, uit de mond van Jaap Huisman in 2008.
De Kamperfoeliepoort
Het is zomer 1939 de schoolvakanties zijn begonnen. Jaap is door zijn moeder in Amsterdam naar het station gebracht. Hij gaat logeren bij zijn oom en tante "zorg" en bij zijn neefje Meijer en nichtje Esther. Een witneusje uit de grote stad.
In Amsterdam is het druk en heet,hij heeft last van zijn astma.In Amersfoort ben je meer op het land. Van waar oom en tante wonen loop je eigenlijk zo de weilanden in.
Het zijn Jaaps' enige familieleden buiten Amsterdam. Verder woont iedereen in Amsterdam. De hele familie woont er een paar honderd meter van elkaar. Ze zien elkaar op alle grote feestdagen en de verjaardagen. De familie in Amersfoort ziet hij alleen in de vakantie.
Eigenlijk heten ze geen Zorg, maar Bluhm en Schreuders. In de familie noemt iedereen ze Zorg, waarom weet hij niet. Ze houden een logement, heeft het daarmee te maken?
Oom is een broer van zijn moeder. een boom van een kerel, hij is ook goed met paarden. Toen hij jong was is hij koetsier geweest. Ver weg in Wit Rusland. Hij heeft ook nog op de markt gestaan in Amersfoort. Net als de vader van oom Henoch trouwens, Jaaps' grootvader de oude Ber. Dat was ook zo'n reus, hij moest altijd gebukt onder de deurpost heen.
Van zijn moeder hoorde hij dat opa met zijn grote gezin uit Wit Rusland waren vertrokken toen zijn zoons het leger in moesten.
Zoals iedereen gingen ze door naar Amerika, maar via een Russische familie in Limburg zijn ze in Amsterdam terecht gekomen. Thuis hoorde hij ze spreken in een andere taal, was het Russisch? In ieder geval kon hij het niet verstaan. Hij weet nog wel dat zijn moeder trots was Hollands te zijn nu ze met zijn vader getrouwd was.
Zijn opa was een slimme man, hij verzoolde werkschoenen. Als materiaal gebruikte hij daarvoor drijfriemen, die hij in Brabant kocht. Met die machines werden machines aangedreven. Loodzwaar waren die riemen, hij bracht ze mee in juten zakken. Dat wist hij allemaal, omdat hij zijn opa een van het station had opgehaald, toen hij met die zware zakken uit Brabant kwam.
Tante Anna Cato is een echte Amersfoortse, ze woont er al haar hele leven, daarom zal oom Henoch wel naar Amersfoort zijn getrokken. Tante is een echte tante, die erg zorgzaam is. Ze zullen wel weer pannenkoeken eten, die krijgt hij in Amsterdam niet. Tante had vroeger met haar moeder Mietje Hilversum een logement, dat de Welkombuis heette, in de Sint Jorisstraat.
Jaap zal weer spelen met Meijertje, die net zo oud is als hij.. Van een afstand zal hij weer bewonderend kijken naar zijn grote nicht Dora, die hij heimelijk een schoonheid vindt.
Er wonen oude mannetjes in het huis, met van die glimmende petjes op. in de kamer waar ze zitten mag hij eigenlijk niet komen, maar soms ziet hij wat als de deur op een kier staat. Hij ziet het wel , want tegenover die kamer logeert hij, bij de voordeur rechts een kamer met twee bedden. In zijn verbeelding is de gang midden door het huis van marmer.
Een beetje hijgend loopt hij naast me, nu bijna 70 jaar later, ik loop te snel. "Door de Kamperfoeliepoort en dan links, de Coninckstraat in daar is de Tabaksplant, zie je dat weet ik nog, zegt hij. Hiere bij de Singel heb ik met Meijertje gespeeld. We zijn ook naar de bioscoop geweest in de Langestraat en met de bus ergens heen. "Ik weet niet meer waar naar toe". Was het de bus van Nathan Hilversum, de oom van tante Cato?
We worden ontvangen door Theo Miltenburg, de eigenaar van de Tabaksplant, de charmante gastheer leidt rond over de begane grond van het mooie huis, dat nu dienst doet als een leuk hotel op een schitterende locatie. hij verzamelt informatie over de mensen die in de "Tabaksplant" hebben gewoond.
Jaap vertelt en herkent alle vertrekken op de begane grond. Hij vindt het leuk egt hij om het te zien. Hij verontschuldigt zich dat hij zo weinig meer weet, maar er is ook zoveel gebeurd!
Bar Mitzwa in 1942 als een van de laatsten in Amsterdam. Het verdriet toen hij zijn verjaardagsfiets zag met iemand anders erop. De fiets, die hij had moeten inleveren. De zomer van 1943 in Arnhem, wegrennend door een tuinhekje, zoals zijn ouders hem hadden gezegd, toen ze de wagen zagen aankomen, die hen kwam ophalen, moederziel alleen op straat in zijn korte broek.
Drie zomers heeft Jap in de Tabaksplant gelogeerd. Deze zomer was hij weer even in Amersfoort, een heel mensen leven later. De enige levende herinnering aan het leven van zijn familie, die in Amersfoort een logement draaf, tot de bezetter het stopte................
Verhaal