Meijer Juda en Leentje Snoek hadden drie kinderen waarvan twee de oorlog overleefden.
Toevoeging van een bezoeker van de website
Meijer Juda zong graag en stimuleerde zijn drie zoons om een instrument te leren bespelen (viool, piano en cello). Om tijdens de crisisjaren werk te vinden reisde hij enkele malen naar New York. Later moest hij een been missen en werd invalide. Tijdens de oorlog kon hij onderduiken bij een musicoloog. Door verraad werden zowel hij als zijn gastheer opgepakt. Zijn vrouw Leentje was toen al overleden. Jongste zoon Charles speelde cello. Hij was tijdens de oorlog op een ander adres ondergedoken. Ook hij werd verraden en opgepakt. Het gezin Juda is door een van de overlevende zoons beschreven in zijn memoires:
J. Juda: De zon stond nog laag (1910-1930) (Nieuwkoop 1975); Voor de duisternis viel (1930-1940) (Nieuwkoop 1977); Jantje Paganini: Haeftling 2613 (1940-1945) (Nieuwkoop 1979).