In mei 1941 is in Het Joodsche Weekblad een overlijdensadvertentie geplaatst voor dr. Leonard Salomon Ornstein. In de advertentie wordt Ornstein vermeld als: 'Dr. Leonard Salomon Ornstein, vroeger Hoogleeraar-Directeur van het Physisch Laboratorium der Rijksuniversiteit te Utrecht, lid van de Nederl. Academie van Wetenschappen, correspondeerend eerelid van de Kungl. Fysiografiska Sällskapet te Lund, Zweden, Ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw'.
In dezelfde weekbladeditie is een necrologie opgenomen. Leonard Salomon Ornstein bereikte de leeftijd van 60 jaar. Hij wordt omschreven als 'een der grootste natuurkundigen van den laatsten tijd en jarenlang een van de meest op den voorgrond tredende persoonlijkheden in de Zionistische beweging voor Nederland'. Ornstein studeerde wis- en natuurkunde in Leiden, waar hij in 1908 promoveerde. Drie maanden na zijn promotie stond hij al als tweede op de voordracht voor hoogleraar aan een Nederlandse universiteit. Hij was korte tijd assistent van de Nobelprijswinnaar Lorentz. In 1909 aanvaardde hij in Groningen een leerstoel in de theoretische natuurkunde. In 1915 werd hij in Utrecht benoemd, waar hij in 1920 tevens tot hoogleraar in de experimentele natuurkunde werd benoemd. Naast de in de advertentie genoemde lidmaatschappen was hij lid van het Bataafsche Genootschap, buitengewoon lid van de Octrooiraad, voorzitter van de Warmtestichting, oud-voorzitter van het Technisch Genootschap enzovoort. Hij was eredoctor van enkele buitenlandse universiteiten.
Ornstein deed belangrijk onderzoek op het terrein van de radiobiologie, waarvoor de Rockefeller Foundation een grote subsidie gaf. In 1938 publiceerden zijn leerlingen als eerbetoon een boek over zijn onderzoekingen en bij de viering van het zilveren jubileum als hoogleraar in Utrecht op 26 januari 1940 werd hem een documentaire film over zijn werk aangeboden.
Ornstein speelde een belangrijke rol in de zionistische beweging. Hij bereidde het in 1908 in Den Haag gehouden congres van de Zionistische Wereldorganisatie voor. Hij had jarenlang zitting in het Bondsbestuur van de NZB en van 1918 tot 1920 was hij voorzitter van de Bond.
Ornstein deed veel werk voor de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem. Hij was curator van deze universiteit en voorzitter van haar natuurkundige sectie. Hierbij hield hij toezicht op en adviseerde bij benoemingen in de faculteit der natuurkunde. Hij was voorzitter van de Vereeniging van Vrienden van de Hebreeuwsche Universiteit.
Een week na het eerste bericht verscheen nog een In Memoriam in Het Joodsche Weekblad, waarin ditmaal meer wordt geschreven over de persoonlijkheid en over zijn zionistische opvattingen van L.S. Ornstein:
'In Ornstein leefde een gezonde eerzucht. Wie eerzucht zegt, denkt vaak in afkeurende zin. Maar Ornstein's eerzucht was een der sterke drijfveren van zijn krachtige persoonlijkheid. Hij had de behoefte op de voorgrond te staan, maar ook om uit te blinken, overal waar hij zich bewoog, in zijn wetenschap, in al zijn arbeid. Mede door zijn eerzucht heeft hij het zo ver gebracht. Past niet in het beeld van zulk een persoonlijkheid het verlangen naar het voortreffelijke, maar ook naar autoriteit en naar waardering voor wat hij wist, dat uitmuntte, in anderen maar ook in zich zelf?
In hoge mate gold zijn eerzucht ook zijn Volk, waartoe hij in zijn studententijd de weg gevonden had. In zijn jeugd had hij weinig of niets mede gekregen van de Joodse geestelijke waarden. Hij behoorde zo niet tot hen, die het bezit dier waarden een voldoenden bestaansgrond achten voor het Joodsche Volk. Een beter bestaan moest dit volk zich verwerven door uitmuntende prestaties op elk gebied. Kennis van Jodendom vormde bij Ornstein dus niet een gereede basis, waarop de gedachte aan een nieuwe Joodsche toekomst vanzelf kon rusten. Het was het moderne Zionisme, dat hem tot het Jodendom bracht. Toen, nu veertig jaar geleden, de propaganda daarvoor ook onder de Nederlandsche Joodsche studenten begon, vond Herzl's oproep ook bij den jongen Ornstein gehoor. Het politieke Zionisme, de leer, dat het Joodsche Volk zijn toekomst zelf moest bouwen, met waardigheid en in volle openbaarheid, mede in het belang van heel de menschheid en met haar steun, paste geheel bij Ornstein's persoonlijkheid. Het is dit Zionisme, dat hij trouw is gebleven, zijn leven lang, bij alle evoluties van de Beweging en haar arbeid'.
//Het Joodsche Weekblad, 23 mei 1941, 11;
Het Joodsche Weekblad, 30 mei 1941, 5//
Biografie