In Het Joodsche Weekblad van 20 maart 1942 staat een aankondiging van een concert van het Nieuw Joodsch Kamerorkest:
"Op Zondag 29 Maart a.s. des middags half drie, zal het Nieuw Joodsch Kamerorkest zijn negende abonnementsconcert geven in het gebouw Rapenburgerstraat 109. Solist op dit concert is de lyrische tenor Bruno Ucko.
Het programma bevat werken van Mendelssohn, Weprik, Moszkowski, Goldmark, Meyerbeer en Offenbach.
De kaarten zijn iederen dag verkrijgbaar bij de administratie van het Nieuw Joodsch Kamerorkest, Amstel 188, telefoon 39906."
Lou van Strien beschrijft in Het Joodsche Weekblad van 1 april 1942 het optreden van Bruno Ucko in bovengenoemd concert:
... De tenor Bruno Ucko was op deze uitvoering solist met aria's van Mendelssohn (uit "Elias"), Goldmark en Meyerbeer. De zanger beschikt over een lyrisch geluid, dat klein van omvang is, doch vooral in het medium een goeden klank bezit; in de laagte wordt de stemklank spoedig vlak en onexpressief en in de hoogere registers toont Ucko soms neiging tot forceeren. In de voordracht bespeurt men veel goeden wil en ook muzikaliteit, maar tegen de - inderdaad niet geringe - eischen die Meyerbeer's aria's stellen, blijkt de jonge vocalist nog niet voldoende te zijn opgewassen, in de goed en muzikaal gezongen aria's van Mendelssohn was Ucko stellig heel wat beter op dreef. Hij werd met veel applaus en fraaie bloemen gehuldigd.
Deze persoon was alleenstaand of van deze persoon is geen gezinsverband bekend of kon niet worden gereconstrueerd.