In het laatste kwart van de negentiende eeuw maakte de joodse gemeenschap in Nederland, en vooral het deel dat in Amsterdam woonde, een snelle ontwikkeling door. Een bloeiperiode in de diamantindustrie in de eerste helft van de jaren zeventig ging hand in hand met de toename van het aantal joodse kinderen op openbare scholen.
Hiermee werd de basis gelegd voor de emancipatie van de onderste lagen van de joodse bevolking. Door de toegenomen welstand hadden meer joden uit de jodenhoek kennis gemaakt met de wereld daarbuiten. Een deel van hen verliet de jodenbuurt, ging uitgaansgelegenheden bezoeken en kwam in contact met kunst en cultuur. Als gevolg hiervan nam de onkerkelijkheid onder de Amsterdamse joden toe en bij een aantal van hen groeide politiek bewustzijn.
Door de ontwikkelingen in de diamant-, sigaren-, en confectie-industrie aan het eind van de negentiende eeuw en door de opkomst van het socialisme kreeg deze groep de kans zich te ontplooien, en te stijgen op de sociale ladder. Toen in 1894 de Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkers Bond (ANDB) en de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) werden opgericht, vormden joodse diamantbewerkers een groot deel van de aanhang van beide organisaties.
Als een van eerste moderne vakbewegingen heeft de ANDB de joodse arbeiders bewuster gemaakt op politiek, sociaal en cultureel gebied. De bond zorgde niet alleen voor de invoering van de 8-uren dag en de week vakantie, maar had ook een bibliotheek en verzorgde cursussen op allerlei gebied. Via de ANDB en de SDAP vonden uiteindelijk ook joodse arbeiders steeds meer hun weg in de Nederlandse samenleving.
Joden woonden in Amsterdam nu in de nieuwe buurten in Amsterdam Oost, en later ook in Amsterdam-Zuid. Veel joodse kinderen kregen goede schoolopleidingen en de beroepenspreiding werd veel gevarieerder. Het onderscheid tussen joden en niet-joden werd steeds kleiner.
Henri Polak, de voorman van de ANDB, zei dat hij zichzelf als een echte Nederlander beschouwde, een Nederlander tussen de Nederlanders en een jood tussen de joden.
Joden waren inmiddels grotendeels geïntegreerd in de Nederlandse maatschappij. Tegelijkertijd werden er in deze periode ook veel joodse verenigingen opgericht die, net als protestantse en katholieke verenigingen, er voor zorgden dat joden zich in eigen kring konden ontspannen en aan sport konden doen. Daarmee hadden joden hun eigen positie binnen de verzuilde maatschappij gekregen.
Hoewel er ook in de jaren '20 en '30 uitingen zijn gedaan waaruit bleek dat men onderscheid bleef maken tussen joden en niet-joden (waaruit de eersten minder goed te voorschijn kwamen dan de laatsten) was het toch vooral de Duitse bezetter die joden weer als jood bestempelde.
Chapter