Verhaal

Over gezin Salomon Meijer Cohen en Lea Gudema

Door: Wil Legemaat

Salomon Meijer Cohen werd op 20 februari 1904 geboren in Nieuwe Pekela, als zoon van Salomon Meijer Cohen en Frouwke Dalsheim.
Hij trouwde met Lea Gudema, geboren 25 juni 1907 in Onstwedde, dochter van Benjamin Gudema en Jetta Wallage.
Zij kregen zeven kinderen:
Frouwkje 22-07-1928 te Onstwedde
Benjamin 25-03-1931 te Ontswedde
Jetta Reinette 14-12-1933 te Nieuwe Pekela
Marcus 17-02-1936 te Nieuwe Pekela
Jakob 25-03-1938 te Anloo
Maurits 03-05-1939 te Anloo
David 04-07-1940 te Gieten
Aan de geboorteplaatsen van de kinderen te zien, verhuisde het gezin Cohen nogal eens.  

De familie Cohen woonde nog maar net in Gieterveen, toen de oorlog uitbrak. Zij leefden aan de rand van het dorp, aan de rand van de samenleving zelfs. Salomon Cohen was aanvankelijk koopman en later scheepsjager. Het lukte hem niet altijd om voldoende inkomsten te verwerven. Het gezin was straatarm. Zo arm dat men zelfs niet in staat was de huur van de woning op Bonnerveen 64 te betalen. Zonder pardon zette de eigenaar van de woning, de fanatieke NSB’er F. Pomp, het gezin op straat.
De gemeente Gieten bracht het huishouden onder in een houten gemeentekeet, eerst in Gieterveen, later aan de Veenakkers 42a.
Vanaf medio 1941 leefde de familie Cohen van een ondersteuningsuitkering van de gemeente Gieten. Mevrouw Cohen wendde zich tot het Israelitisch Armbestuur in Assen. Dit Armbestuur vroeg aan B&W van Gieten toestemming om haar een extra uitkering te mogen geven zonder dat er gekort zou worden op de gemeentelijke ondersteuning. Dit werd toegestaan.

De drie oudste kinderen zaten tot september 1941 op de openbare lagere school in Gieten. Frouwkje in de 6e, Benjamin in de 5e en Jetta in de 2e klas. Vanaf 1 september 1941 mochten de kinderen Cohen, als joodse kinderen, niet langer naar deze school. Voor onderwijs waren ze aangewezen op een speciale jodenschool in Assen. Deze school werd beschouwd als een ongesubsidieerde inrichting voor bijzonder onderwijs. Hetgeen betekende dat de joodse gemeenschap haar eigen onderwijs maar moest betalen. Het is niet bekend of de kinderen Cohen deze school ooit bezocht hebben.

De ellende van het gezin werd nog groter toen vader Salomon op 10 augustus 1942 werd opgepakt en naar de gevangenis in Assen werd gebracht.
Drie dagen later, op 13 augustus 1942, stopte ’s morgens om zeven uur een vrachtwagen voor het houten keetje aan de Veenakkers. ‘In opdracht van de Sicherheitspolizei’ werden Lea Cohen-Gudema en haar zeven jonge kinderen in de vrachtwagen geladen. Voor een bedrag van f 17,70 reed de vrachtrijder het gezin naar Westerbork. ‘Stukgoederen’ staat er vermeld op de vrachtbrief en op een aangehecht briefje staat: ‘betreft personen van Joodsen bloede’ (gemeentearchief Gieten dossier 656).

In Westerbork werd het gezin herenigd met vader Salomon, vanuit de Asser gevangenis daarheen gebracht. Lang hebben ze niet in het kamp vertoefd. Daags na aankomst, op 14 augustus 1942, werd de gehele familie Cohen-Gudema samen met nog zo’n 500 andere joden, gedeporteerd naar Auschwitz. Bij aankomst in Auschwitz, op 16 augustus zijn Lea en haar zeven kinderen regelrecht naar de gaskamers gebracht. Hier eindigde het leven van Lea Cohen-Gudema, 35 jaar en van zeven kinderen tussen de 2 en 14 jaar oud. Salomon Cohen heeft nog zes weken geleefd; op 30 september 1942 volgde hij zijn gezin in de dood. Hij was toen 38 jaar.

Bron: 'Gieten, namen op de steen', H.Kuik en W. van der Neut-Legemaat, 1994, uitgave Stichting Het Drentse Boek, Zuidwolde