Verhaal

‘Fakkel van menselijkheid, genegenheid en warmte’

Het bijzondere verhaal van apotheker Branco van Thijn in Auschwitz

Door: Jan

 ‘Fakkel van menselijkheid, genegenheid en warmte’. Het bijzondere verhaal van apotheker Branco van Thijn in Auschwitz.

 In het standaardwerk over de Jodenvervolging in Nederland tijdens de Duitse bezetting, geschreven door Jacques Presser (1899-1970) staat het volgende over Branco van Thijn:

 ‘Branco was een fantastische kracht en ze was als mens ook een van die weinige, zeldzame vrouwen, die alles voor een ander over hebben, werkelijk een schat van een vrouw. Ze was vreselijk aardig’, maar (of dus) ‘kon helemaal niet organiseren’. Niet stelen dus, ten koste heel vaak van anderen.’

Branco van Thijn werd op 26 december 1897 in Zaandam geboren. Zij studeerde farmacie en behaalde eind 1923 of begin 1924 haar doctoraalexamen aan de Universiteit van Amsterdam.

In juni 1926 begon zij als apotheker in de Marathonapotheek, Marathonweg 3 in Amsterdam.

Juli of augustus 1940 droeg ze de apotheek over en ging zelf werken in de apotheek van het Nederlandsch Israëlisch Ziekenhuis (NIZ) in Amsterdam. Later dat jaar was zij nog aanwezig op de 89ste Algemene Vergadering van de NMP (Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, nu KNMP) die op 29 en 30 oktober werd gehouden in het American Hotel in Amsterdam. In het Pharmaceutisch Weekblad is hierna niets meer over haar te vinden.

Op vrijdag 10 mei 1940 viel het Duitse leger Nederland binnen en na het bombardement op Rotterdam kwam al snel een eind aan de strijd. De reacties van de Joodse bevolking liepen uiteen. Velen stelden zich net zo op als veel andere Nederlanders en pakten de draad van hun leven weer op. Anderen probeerden te vluchten, zoals Suzanne van Thijn (ook Suze genoemd), de jongere, in 1904 geboren zus van Branco. Zij sloeg reeds op 22 mei 1940, een week na de capitulatie, de deur van haar zolderatelier in Den Haag met kracht achter zich dicht en fietste de vrijheid tegemoet.

Op de registratiekaart van de Joodse Raad is te lezen dat Branco van Thijn tot 2 augustus 1942 als tweede apotheker werkte in het NIZ. Vanwege haar functie was ze ‘gesperrt’, wat inhield dat ze was vrijgesteld van deportatie naar Kamp Westerbork.

Hierna vinden we haar naam terug in het registratiesysteem van de Dossinkazerne in het Belgische Mechelen. De Dossinkazerne fungeerde, evenals Kamp Westerbork in Nederland, als ‘Sammellager’, een verzamelkamp voor Joden en zigeuners. In het archief van de Dossinkazerne is een Belgische identiteitskaart van Van Thijn aanwezig. Het is een vervalste kaart op naam van Fernande Boulaers geboren in Brugge op 24 maart 1903. De autoriteiten hadden de vervalsing blijkbaar ontdekt want op de kaart staan met potlood geschreven de woorden ‘falsch’ en ‘Jude’. Het is niet na te gaan wanneer, waar en door wie ze is opgepakt. Er werden geen rapporten bijgehouden van arrestaties van Joden.Mogelijk dat ze is verraden, wat veel voorkwam. 

Van Thijn maakte deel uit van het twintigste transport naar Auschwitz; de trein vertrok op 19 april 1943 en werd kort na vertrek overvallen door het gewapende verzet. Bij die overval vielen doden en gewonden, en konden 236 gevangenen ontsnappen. Van Thijn hoorde hier niet bij en kwam vroeg in de morgen van 22 april 1943 in Auschwitz aan.

Ze werd geselecteerd voor Block 10, het enige vrouwenblok in het kamp, waar medische experimenten werden gedaan en de gevangenen dienden als proefkonijn. SS-arts Eduard

Wirths die hier werkte, was vooral geïnteresseerd in baarmoederhalskanker. Onder zijn leiding werd door geïnterneerde chirurgen bij de gevangenen een deel van de baarmoedermond verwijderd.

Een getuige berichtte dat de gevangenen werden verdoofd met Evipan (hexobarbital), Novacaïne (procaïne) en Eunarcon (enibomal sodium). De gevangenen kregen maar een heel lage dosis Evipan en kwamen dan ook snel bij, want ze moesten zelf van de operatiekamer terug naar hun bed lopen. Daar werden ze verder verzorgd door Branco van Thijn met de medicijnen die zij tot haar beschikking had. Zij deed dit onbaatzuchtig – door anderen werden medicijnen vaak als ruilmiddel gebruikt – wat haar uniek maakte.

Op 21 december 1944 kwam het bevel dat alle gevangenen uit Auschwitz moesten worden geëvacueerd. De gevangenen van Block 10 liepen onder erbarmelijke omstandigheden een dodenmars van tientallen kilometers naar een treinstation waar open goederenwagons klaarstonden om hen naar het Duitse vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück te brengen. Na aankomst ontstond grote chaos, daar het kamp absoluut niet berekend was op een dergelijke toestroom. Van Thijn kwam terecht in de ziekenbarak van het kamp. Toen de kampleiding begin maart 1945 besloot dat de gezonde gevangenen geëvacueerd moesten worden, bleef Van Thijn achter; zij was te zwak om te kunnen lopen.

Uiteindelijk overleed zij op 26 maart 1945 in Ravensbrück.