Nagman Goudsmit, geboren op 18 December 1885 in Amsterdam, was de jongste zoon van Jacob Goudsmit en Jansje Cohen. Op 30 September 1942, toen Nagman 57 jaar oud was, trouwde hij in Amsterdam met de 58-jarige Betje Schenkkan, een dochter van Levie Schenkkan en Marianne Peper. Zijn ouders waren al voor de oorlog overleden: zijn vader in 1931 en zijn moeder in 1925. Beiden zijn op de Joodse Begraafplaats in Muiderberg begraven.
Nagman Goudsmit had nog vijf andere broers en zussen, t.w. Mietje, Joachim, Mozes, Sara Eva en Esther. Van Joachim (ook wel Jochem genoemd) en Sara Eva is verder niets bekend. Mozes heeft de Holocaust overleefd maar Mietje, Esther en Nagman zelf zijn tijdens de Sjoa vermoord.
Nagman Goudsmit was diamantzager van beroep en vertrok al op 26 April 1912 van Amsterdam naar Antwerpen om in de diamantindustrie aan de slag te gaan. Hij woonde toen kort in de Regentstraat 25 maar keerde weer terug naar Amsterdam en kwam terecht in de Van Woustraat 216. Pas in September 1921 trok Nagman Goudsmit opnieuw naar Antwerpen waar hij toen woonde in de Tweelingstraat 22, maar in December 1921 bleek hij als diamant kliever geen werk te kunnen vinden; hij leefde van zijn spaargeld, reden waarom hij weer terugkeerde naar Amsterdam, naar zijn ouders in de Hemonystraat 22. In April 1928 probeerde hij het nog een keer, woonde in Antwerpen in de Stanleystraat 24 maar op 29 Juni 1928 kwam hij al weer terug naar Amsterdam.
Nagman’s vrouw Betje Schenkkan was één van de tien kinderen van Levie Schenkkan en Marianne Peper. Haar vader overleed al in 1912 en haar moeder in 1937. Van de tien kinderen stierf Elias al na 3 dagen en Esther na 6 maanden. Beiden zijn op de Joodse Begraafplaats Zeeburg in Amsterdam begraven. Al haar andere broers en zusters, t.w. Marianne, Naatje, Heintje, Isaac, Schoontje, Eliazer en Gerrit en zij zelf, zijn tijdens de Sjoa vermoord.
Betje Schenkkan vertrok met haar moeder Marianne Peper op 5 Juli 1933 naar Zandvoort maar beiden keerden op 1 November 1934 terug in Amsterdam en toen woonden in de Hunzestraat 75. Na nog enkele verhuizingen, verhuisde Betje na het overlijden van haar moeder op 27 December 1937, per 17 Augustus 1938 naar de Schipbeekstraat 7 I in Amsterdam-Zuid.
Nagman Goudsmit woonde in die tijd ook al in de Schipbeekstaat 7 – hij werd vandaar afgevoerd naar Westerbork, samen met zijn vrouw Betje op 29 Maart 1943 en belande in barak 60. Op 6 April werden beiden op transport gesteld naar Sobibor waar zij bij aankomst op 9 April 1943 onmiddellijk werden vermoord.
Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart en van Jacob Goudsmit en Levie Schenkkan, archiefkaarten Nagman Goudsmit en Betje Schenkkan, het Antwerps Vreemdelingen Dossier 144698, images 506-520 en het archief van de Joodse Raad, registratiekaart van Nagman Goudsmit.