Verhaal

Op de foto in oorlogstijd. Josephine Hartog-Hijmans en Annie Hartog

Annie Hartog, 1943. Foto Annemie Wolff. © Monica Kaltenschnee.

Alle rechten voorbehouden

In het boek Op de foto in oorlogstijd. Studio Wolff, 1943  van Tamara Becker en An Huitzing (Lecturis, 2017) is een portret van Josephine Hartog-Hijmans en Annie Hartog opgenomen en wordt haar verhaal en dat van haar familieleden verteld.

Op de foto in oorlogstijd gaat over een deel van het oeuvre van Annemie Wolff (1916-1994): de teruggevonden honderd fotorolletjes uit 1943 met portretten van 440 mensen.

Over Josephine Hartog-Hijmans en Annie Hartog

Josephine Hartog en haar dochter Annie van zestien kwamen samen bij Annemie op vrijdag 14 mei, maar ze gingen apart op de foto. Ze wilden geen identiteitsfoto’s maar portretten, misschien om naar Isaac – de vader van Annie – te  sturen, die van hen gescheiden was geraakt. Isaac Hartog had de banketbakkerij overgenomen en uitgebreid die zijn vader David in 1893 op Weesperstraat 85 had geopend. In 1933 bevonden de bakkerij en het kantoor zich aan de Amstel en had Isaac ook winkels in de Maasstraat en de Van Woustraat. Josephine werkte in een van de banketwinkels. Sinds Annies vijfde jaar woonden ze op de Zuider Amstellaan, vlakbij het Daniël Willinkplein. Annie ging in de buurt naar school en speelde veel op straat. Haar jongere buurmeisje Renée Vieyra weet nog dat zij mocht meespelen met Annie en haar vriendinnen bij hun favoriete spel slagbal. In december 1942 moesten zowel Annie als Renée verhuizen naar kleinere woningen in de Joodse wijk in Oost, die waren vrijgekomen omdat de vroegere bewoners waren weggehaald. Renée verhuisde naar de Joubertstraat, Annie naar de Retiefstraat. Annie werkte inmiddels als assistente op een Joodse kleuterschool. Bij de familie Hartog woonde Isaaks zus Sara met haar man en hun veertienjarige dochter. Sara had een Sperre als boekhoudster bij de Joodse Raad.

Josephine en Annie zouden bij de grote razzia van 20 juni 1943 opgepakt worden. Ze werden op 6 juli in goederenwagens naar Sobibor gestuurd en bij aankomst vermoord. Isaac was met een groep van Joodse bakkers, winkeliers en restauranthouders in juli 1942 om onbekende redenen opgepakt en voor verhoor naar Den Haag gestuurd. Toen hij vrijkwam, dook hij waarschijnlijk onder en werd ontdekt of verraden. Hij zou op 18 september 1943 als strafgeval naar Westerbork gestuurd worden. Drie dagen later werd hij naar Auschwitz gedeporteerd. Zijn zus en haar familie ondergingen hetzelfde lot. Annies buurmeisje Renée was ook opgepakt. Zij overleefde met haar moeder Bergen-Belsen en de treinreis die in Tröbitz eindigde; haar vader bezweek twee maanden voor de bevrijding. Meer dan zeventig jaar later herkende Renée haar buurmeisje Annie op Annemies foto.

 

 

Alle rechten voorbehouden