Verhaal

Op de foto in oorlogstijd. Judic, Lebrecht Friedrich en hun dochter Marion Esther Lilienthal

In het boek Op de foto in oorlogstijd. Studio Wolff, 1943 van Tamara Becker en An Huitzing (Lecturis, 2017) zijn foto's en een portret van Judic (Juliette), echtgenoot Lebrecht Friedrich Lilienthal en hun dochter Marion Esther opgenomen en wordt het verhaal van hen en de familie verteld.

Op de foto in oorlogstijd gaat over een deel van het oeuvre van Annemie Wolff (1916-1994): de teruggevonden honderd fotorolletjes uit 1943 met portretten van 440 mensen.

Over Judic (Juliette), echtgenoot Lebrecht Friedrich Lilienthal en hun dochter Marion Esther (p. 176, 179, 178):

Annemie noteerde wel de naam van Juliette Lilienthal-Prins die – op 13 mei 1943 – bij haar kwam met haar dochter Marion van drie jaar. Ze woonden vlakbij in de Slingerbeekstraat, een korte straat tussen Amstelkade en Noorder Amstellaan. Annemie fotografeerde Marion, een stevig kind in een zomers geruit jurkje, zittend op een krukje met Annemies knuffelhondje in haar handen. Zelfs bij haar tengere moeder op schoot, bleef Marion sip kijken. Moeder en dochter lachten niet. Een jaar geleden was Juliettes man Lebrecht bij de Joodse Raad gaan werken, waardoor ze een Sperre hadden. Maar Sperren konden zomaar ongeldig worden verklaard. In de afgelopen weken waren hele gezinnen weggehaald uit de Slingerbeekstraat en in één geval alleen de moeder. Wilde Juliette foto’s hebben, omdat ze overwogen ze Marion te laten onderduiken? Ze betaalde f 7,50.

Juliette was violiste, maar sinds haar huwelijk speelde ze niet meer voor publiek. Ze had regelmatig opgetreden op feestavonden van verschillende verenigingen, sinds ze op haar negentiende haar diploma viool aan het conservatorium had gehaald. In 1926 trad Juliette met een trio op voor de VARA-radio. Ze had Lebrecht leren kennen omdat hij een kamer huurde bij haar ouders aan de Nieuwe Prinsengracht toen hij in 1934 uit Wiesbaden kwam. Twee jaar later trouwden ze en gingen ze in de Slingerbeekstraat wonen. Lebrecht werkte als accountant en Juliette gaf vioolles aan huis. Hun dochtertje Marion gaven ze ‘Esther’ als tweede naam, naar Juliettes moeder die in 1936 overleden was. Juliettes vader was verzekeringsagent; hij woonde soms een tijdje bij hen in de straat.

Lebrechts ouders waren na de Kristallnacht naar Amsterdam gekomen op verzoek van hun kinderen, die het te gevaarlijk vonden in Wiesbaden. Ze vonden het moeilijk hun stad te verlaten, waar ze zoveel hadden opgebouwd. Saul was voorzanger van de Liberale Synagoge geweest en hij had een Joodse school opgericht toen Joodse kinderen van andere scholen af moesten. Saul was als dienstplichtige in de Eerste Wereldoorlog zwaargewond geraakt. Ze gingen in de Jekerstraat wonen, waar ze, zorgzaam als ze waren, jonge Duitse Joden opvingen en Saul lesgaf in Ivriet. In de Liberale Synagoge in de Tolstraat, kon Saul weer als chazan aan de slag.

Juliette, Lebrecht en Marion zouden op 20 juni opgepakt worden en op 6 juli doorgestuurd naar Sobibor met een transport van meer dan tweehonderd mensen, van wie niemand overleefde. Lebrechts ouders werden in het najaar naar Theresienstadt gedeporteerd en vandaar naar Auschwitz. Zijzelf en de meeste mensen die zij opgevangen hadden, werden vermoord. Hun twee andere zoons overleefden de oorlog; zij hadden kans gezien om naar Zweden en Uruguay te emigreren. Een zoon van een van hen zou na de oorlog rabbijn in de Liberale Synagoge worden die toen niet meer in de Tolstraat zat, maar bij de RAI een eigen gebouw had.

 

 

Alle rechten voorbehouden