Abraham Ossendrijver was geboren op 24 November 1891 in Amsterdam als zoon van Andries Ossendrijver en Hanna de Vries. Hij trouwde op 31 Juli 1912 met Henriëtte Citroen, een dochter van Emanuel Meijer Citroen en Saartje van Huiden. Het echtpaar kreeg drie kinderen, t.w. Emanuel in 1913, Andries in 1916 en Hanna in 1918. Zij zijn allen, met hun gezinnen en hun ouders tijdens de Sjoa vermoord.
Uit het Amsterdamse Stadsarchief blijkt dat Abraham Ossendrijver expeditie chef van beroep was. Ten tijde van de verplichte registratie van alle Joden door de Joodse Raad in 1941, is hij als boekhouder geregistreerd. Maar Abraham heeft ook in de diamant industrie zijn brood als roosjes versteller verdiend.
Nadat Abraham en Henriëtte in 1912 gehuwd waren, woonden zij in de Marcusstraat 17 hs – een zijstraat van de Weesperzijde – van waar zij in April 1913 vertrokken naar de Lepelstraat 2 III en in Augustust 1915 naar de Van Ostadestraat 295 2e etage-rechts. Daar woonden zij tot Juli 1928 om per die datum een woning in de Swammerdamstraat 68 II te betrekken. Op 31 Maart 1937 verhuisden zij nog een laatste keer in dezelfde straat in Amsterdam, naar nummer 40 III.
Hun zoon Emanuel trouwde op 20 Juli 1942 met Theodora Helena (Dora) Korijn die in Rotterdam was geboren. Hij had een afgeronde studie in klassieke letteren en zij was Meester in de Rechten. Zij woonde vanaf 1937 in de J.J. Viottastraat 36 in Amsterdam en vanaf 20 Juli 1942 - na het huwelijk - voegde Emanuel Ossendrijver zich bij zijn bruid. Voordien woonde hij thuis in de Swammerdamstraat 40 III. Beiden zijn tijdens de Holocaust om het leven gekomen: hij op 31 Maart 1944 ergens in Polen en zij op 22 October 1943 in Auschwitz.
Hun zoon Andries woonde thuis. Hij was ongehuwd en werkte als kantoorbediende. Volgens zijn registratie bij de Joodse Raad was hij “handelaar in levensmiddelen” maar vanaf 1942 werkte hij als huisknecht/verpleger in Rusthuis Frank op de Plantage Middenlaan 129. Hij was niet gesperrt en werd op 29 Mei 1943 afgevoerd naar het concentratiekamp Vught waar hij verbleef in barak 8. Op 17 September 1943 werd hij met nog 300 andere gevangenen van Vught naar Westerbork gevoerd waar hij in barak 62 terecht kwam. Vervolgens werd hij op 21 September met nog ruim 600 andere gedeporteerden op transport gesteld naar Auschwitz. Bij aankomst aldaar op 24 September werd Andries als dwangarbeider geselecteerd en hij is uiteindelijk op 29 Februari 1944 in Auschwitz om het leven gekomen.
Hun dochter Hanna trouwde op 15 Juli 1942 met Abraham Cardozo. Zij bleef thuis wonen en hij woonde eveneens thuis bij zijn ouders in de Meerhuizenstraat 6 I in Amsterdam. Op 21 Juli 1942 werden zij op transport gesteld naar Auschwitz en voor hen beiden is na de oorlog een overlijdensakte opgemaakt waar in hun datum en plaats van overlijden is vastgesteld als op 30 September 1942 in Auschwitz.
Abraham Ossendrijver die als expeditiechef werkzaam was, werd op 5 October 1942 ten tijde van de grote razzia’s van begin October 1942 in Amsterdam opgepakt en in Westerbork binnengebracht waar hij moest verblijven in de barakken 60 en 64. Op 12 December werd Abraham gedeporteerd naar Auschwitz waar hij bij aankomst op 15 December 1942 onmiddellijk werd vermoord.
Zijn vrouw Henriette Citroen echter werd pas op 20 Mei 1943 in Westerbork geregistreerd. Ook toen was er een grote razzia in Amsterdam georganiseerd – zie o.o. Het Geheugen van Oost. Henriëtte Citroen werd in Westerbork ondergebracht in barak 55, totdat zij op 25 Mei werd gedeporteerd naar Sobibor. Bij aankomst aldaar op 28 Mei 1943 werd Henriëtte Ossendrijver-Citroen onmiddellijk vermoord.
Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart van Abraham Ossendrijver; archiefkaarten van Abraham Ossendrijver, Henriëtte Citroen, Hanna Ossendrijver, Abraham Cardozo, Andries Ossendrijver, Emanuel Ossendrijver en Theodora Helena Korijn; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Abraham Ossendrijver, Henriëtte Citroen, Hanna Ossendrijver, Abraham Cardozo, Andries Ossendrijver, Emanuel Ossendrijver en Theodora Helena Korijn en de website het Geheugen van Oost pagina’s 38397 en 38098