CABR inv nr 260, deeldossier 178, Hendrik Westerdijk (*Vlaardingen 4-1-1913) van Rosenberg Colonne
‘Omtrent de arrestatie van een joods meisje genaamd K. Piller en van H.J. Willemse te Laren, waarover in de verklaring, waarmede u mij nu in kennis stelt, wordt gesproken, kan ik mij niets meer herinneren. …Het komt mij zeer onwaarschijnlijk voor, dat ik die arrestatie heb verricht, daar ik mij niet kan herinneren, ooit in Laren iemand te hebben aangehouden, terwijl ik nooit, zo in bedoelde verklaring vermeld staat, een arrestatie heb verricht in tegenwoordigheid van Duitsers in uniform’ Blz. 126
‘Nadat u mij geconfronteerd heeft, met Willemse, wonende in Laren, kan ik mij weer herinneren, dat ik de arrestatie van Willemse en een in zijn woning verblijvend joods meisje mede heb verricht.
Ik meen mij nu weer te herinneren, dat die arrestatie plaats had naar aanleiding van door de jood Pollak, die ik in mijn vorige verklaring reeds heb genoemd, aan de Sicherheitspolizei verstrekte inlichtingen. Bij die arrestatie, was ik in gezelschap van twee Duitse SS-ers, die in die tijd bij de Sicherheitspolizei in Velp werkzaam waren. Bedoelde Duitsers waren genaamd Guganik en Rose. Dat Willemse toen ook door ons aangehouden, hebben wij gedaan, om het joodse meisje, dat nog zeer jong was, enige begeleiding te bezorgen, terwijl ik steeds in de veronderstelling heb verkeerd, dat die man spoedig weer naar huis zou worden gestuurd. Bedoelde mensen werden door ons aangehouden op last van de Duitser Nagel. Na hun aanhouding hebben wij Willemse en het Joodse meisje naar het politiebureau te Laren overgebracht, waarna zij door de Larense politie naar Velp zijn overgebracht. Blad 137