Biografie

Het lot van Abraham Assou en zijn gezin.

Abraham Assou was een zoon van Isaac Assou en Anna Bed. Hij trouwde op 22 Mei 1924 in Amsterdam met Anna Polak, een dochter van Mozes Polak en Mietje Polak. Het echtpaar kreeg drie kinderen, t.w. Marja in 1925, Lily in 1927 en Isaac in 1930. Het hele gezin werd tijdens de Sjoa vermoord.

Abraham Assou was diamantzager van beroep. Na zijn huwelijk in 1924 woonde hij met zijn vrouw Anna in de Gravesandestraat 16. Na nog in 1929 verhuisd te zijn naar de Holendrechtstraat 6 III, verhuisde het gezin op 2 Mei 1932 naar de Meerhuizenstraat 8 in Amsterdam-Zuid. Later bleek dit tevens hun laatst bekende adres in Amsterdam te zijn.

Vanaf 15 Juli 1942 werden Joden systematisch afgevoerd via kamp Westerbork, zogenaamd om, in het kader van de "Arbeitseinsatz", te gaan werken in een werkkamp in Duitsland. Maar uit aantekeningen op de registratiekaarten van de Joodse Raad van het gezin Assou blijkt dat het hele gezin op 24 Juli 1942 een zogenaamde “Rückstellung” gekregen had, een voorlopig uitstel van deportatie; Abraham’s vrouw Anna werkte als  huisverzorgster voor de Joodse Raad en zijn dochter Marja als ziekenverzorgster. Zes weken later echter werd het gezin alsnog uit Amsterdam afgevoerd naar Westerbork en 10 September 1942 daar geregistreerd.

Het gezin Assou werd op 11 September 1942 gedeporteerd naar Auschwitz. Dat transport was het 5e transport van de z.g. Kozeltransporten en bevatte 874 gedeporeerden. De trein stopte in het plaatsje Kozel, ca 80 km westelijk van Auschwitz gelegen, waar 140 jongens en mannen tussen 15 en 50 jaar werden gedwongen om de trein te verlaten. Zij werden in de omliggende werkkampen van Auschwitz als dwangarbeiders tewerkgesteld. Echter zij, die achterbleven in de trein werden verder naar Auschwitz vervoerd om daar in de gaskamers te worden vermoord.  

Abraham Assou behoorde tot die groep van 140 personen die de trein moesten verlaten en is als dwangarbeider terecht gekomen in Opper Silezie in Polen in het  “ReichsAutobahnlager”Annaberg”. Na de oorlog was wél bekend dat Abraham Assou de Sjoa niet had overleefd, maar het was niet bekend waar, wanneer en onder welke omstandigheden. Daarom werd op last van het Ministerie van Justitie in de gemeente Amsterdam voor Abraham Assou een overlijdensakte opgemaakt, waarin de plaats en datum van zijn overlijden zijn vastgesteld als op 31 Maart 1943 in Seibersdorf.

Echter in 2015 is er in Polen onderzoek verricht naar de slachtoffers van o.a. het Reichsautobahnlager Annaberg” in Opper Silezie, (Polen) waar meerdere aktes van overlijden zijn gevonden, waaronder ook die van Abraham Assou. Daaruit is gebleken dat hij op 7 December 1942 in het Lager Annaberg om het leven is gekomen. Op de overlijdensakte is “algehele verzwakking van het lichaam” als doodsoorzaak vermeld. (allgemeine Körperschwäche).

Bij de vaststelling van de overlijdensdatum van Abraham Assou wordt echter de officiële Nederlandse datum en plaats van 31 Maart 1943 in Seibersdorf gehandhaafd, de juridische overlijdensdatum en plaats, vastgesteld door het Ministerie van Justitie.

Bronnen o.a. Stadsarchief Amsterdam, archiefkaarten van Abraham Assou en Anna Polak;het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Abraham Assou, Anna Assou-Polak, Marja, Lily en Isaac Assou; hoofdstuk 3 uit de publicatie "Vermoedelijk op transport" door Raymund Schütz; website Jodentransporten vanuit Nederland en Edward Haduch, Kedzierzyn-Kozle (Polen), de overlijdensakte van Jonas Fresco uit het Bevolkingsregister (Standesamt) Annaberg

Alle rechten voorbehouden