In Memoriam Martha Poons–van Stratum
Groningen
Martha van Stratum wordt op 12 juni 1916 in de stad Groningen geboren. Haar moeder Henderina Jeannetta is vlak voor de geboorte van haar dochter vanuit Den Haag teruggekeerd naar haar ouderlijk huis, aan de Nieuwstad 26 in Groningen. In Den Haag had Henderina op verschillende adressen als inwonend huishoudster gewerkt. In het huis van haar vader Levie van Stratum schenkt ze het leven aan Martha. (Groot)moeder Martha van Stratum-Joosten overlijdt een maand voor de bevalling. Henderina noemt haar dochter ook Martha. De naam van de vader blijft onbekend. De Nieuwstad is een straat in de levendige Joodse buurt van Groningen. Grootvader Levie, Henderina, Martha wonen om de hoek van de synagoge aan de Folkingestraat 60.
Den Haag
Als Martha drie jaar oud is verlaat ze met haar moeder Groningen en gaat ze naar Den Haag. In de hofstad wonen op dat moment ook ooms en tantes van Martha. Zo is tante Sina van Stratum getrouwd met de Haagse Nathan Moses en woont oom Israël van Stratum met zijn vrouw Siena van Stratum-Joosten (nichtje van zijn moederszijde) er ook. Het werken als huishoudster in dienstbetrekking door haar moeder gaat blijkbaar niet samen met de zorg voor een klein kind. Martha wordt in 1920 uitgeschreven uit het Haagse bevolkingsregister met de mededeling ’Harlingen, Voorstraat 31, per adres Parfumeur’. Ze wordt ondergebracht bij het kinderloze Joodse echtpaar Maurits en Elisa Parfumeur die er een manufacturenwinkel hebben. Haar moeder werkt in de jaren 1920-1925 als huishoudster op verschillende adressen in Den Haag, Leiden, Amsterdam en vervolgens weer in Den Haag. In het voorjaar van 1925 keert Martha, dan negen jaar, terug naar Den Haag en wordt ze ondergebracht bij haar oom Nathan Moses en tante Sina. Het verblijf daar is kort. Een verblijf, steeds gescheiden van haar moeder, op weer een ander Haags adres wordt opgevolgd door een opname in een huis van de Haagse Christina Stichting, een protestants huis voor verwaarloosde kinderen. Kort na haar tiende verjaardag zijn moeder en dochter herenigd op de Acaciastraat. Het samenzijn is van korte duur. In het voorjaar van 1927 vertrekt haar moeder naar Amsterdam en wordt Martha naar Arnhem gestuurd, mogelijk naar familie van oom Nathan Moses. Over haar verblijf in Arnhem is geen nadere informatie gevonden. Moeder Henderina trouwt op 14 september 1927 in Amsterdam met Eduard Voorzanger en blijft in Amsterdam wonen. Martha duikt op 16-jarige leeftijd weer op in de Haagse bevolkingsadministratie. Het is dan november 1932. Ze vindt tijdelijk haar toevlucht bij een weduwe zus van Maurits Parfumeur, tevens voormalig werkgeefster van haar moeder. Dat het niet goed met haar gaat, mag worden afgeleid uit het feit dat zij in november 1933 vanuit Den Haag wordt uitgeschreven naar de ‘Rekkenwijcke Inrichting’ in Eibergen.
Eibergen
Vanaf 15 november 1933 verblijft Martha als ‘verpleegde’ in de Rekkense Inrichtingen. Ze is dan 17 jaar. In de veengebieden rondom Rekken, bij Eibergen, is door de Nederlands Hervormde dominee Willem Lourens Slot in 1913 een inrichting met verschillende paviljoens opgericht voor minder bedeelden. Naast het verplegen van aan de regering ter beschikking gestelde mannen, worden in de loop van de tijd ook vrouwen en moeilijk opvoedbare kinderen behandeld. Haar verblijf in Rekken zal tot 11 juni 1939 duren. In deze periode is Martha door de rechtbank Zutphen tijdelijk onder curatele geplaatst van dominee Slot en de echtgenoot van haar moeder (bron: archief Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers). Martha schrijft zich in juli 1939 in op het adres van haar moeder en stiefvader in Amsterdam, aan de Uiterwaarde 92-I. Ze is dan 23 jaar oud. In mei 1940 breekt de oorlog uit. Haar Joodse stiefvader Eduard erkent Martha als zijn wettige dochter op 23 december 1940, zo blijkt uit het archief van het toen bezette Amsterdam. Martha vertrekt zeer kort daarop naar Den Haag, naar het woonadres van banketbakker oom Isaac van Stratum aan de Gedempte Gracht 5.
Den Haag – Westerbork - Auschwitz
Terug in Den Haag gaat ze in januari 1941 aan de slag als inwonende huishoudster bij weduwe Betty Prins-Elias, aan de Breitnerlaan 64. De Joodse Raad, afdeling Den Haag, noteert dit adres op de kaart van Martha. [Deze aantekening vormt 80 jaar later het startpunt van de zoektocht naar Martha]. De wijk Benoordenhout bestaat dan zo’n kleine tien jaar en mevrouw Prins woont sinds 1937 op het adres. In het huis van mevrouw Prins wonen een korte tijd ook haar kleinkinderen Betty en Anne Prins. Mevrouw Prins verhuist in de zomer van 1942 naar Delft, Nieuwe Plantage. Zij zal later Theresienstadt overleven (zie verderop).
Martha trouwt op 24 juli 1942 met Moses Poons (geboren 1917) en vertrekt naar de Schenkweg 10. Moses Poons, zelf net als Martha enig kind, komt uit een grote Haagse familie van koopmannen en ambtslieden. Zijn vader Meijer Poons is een van de tien kinderen van Mozes Poons en Betje Poons-van Rijs. Zijn moeder Esther Poons-Bego overlijdt voor het uitbreken van de oorlog. Oom Kalman Poons (geboren 1881) is getuige bij de huwelijk van Martha en Moses. Oom Nathan, de aangetrouwde oom van Martha waar zij eerder bij inwoonde, is er ook bij. Kort na hun huwelijk in de zomer van 1942 beginnen in augustus de eerste deportaties van Haagse joden, waaronder ooms en tantes, neven en nichten van het jonge stel, via Westerbork naar de concentratie- en vernietigingskampen van de nazi’s. Geen van de aan het begin van de oorlog levende gezins- of familieleden van zowel de Haagse familie Poons als de Haags-Groningse familie Van Stratum overleeft de oorlog. Allen worden in de periode 1942-1943 in de kampen van de nazi’s omgebracht.
Martha en Moses worden half oktober 1942 op de trein naar Westerbork gezet. Omdat Martha in verwachting is, duurt hun verblijf in barak 57 daar langer dan gebruikelijk is. Martha bevalt op 29 december 1942 in Westerbork van hun zoon Meyer Eduard Frits Poons. Op 16 februari 1943 wordt het gezin vanuit Westerbork op de trein naar Auschwitz gezet. Martha en haar baby worden bij aankomst op 19 februari 1943 in Auschwitz vergast. Moses wordt daar in april 1943 omgebracht.
Haar moeder en stiefvader komen, een week nadat Martha en Moses vanuit daar op transport naar Auschwitz zijn gezet, op 24 februari 1943 in Westerbork aan. Zij worden in maart 1943 in Sobibor omgebracht. Schoonvader Meijer Poons werd al in begin oktober 1942 van Den Haag naar Westerbork overgebracht en in november 1942 vergast in Auschwitz. De tweede vrouw van wijlen opa Levie, mevrouw Bertha van Stratum-Meier, werd samen met alle bewoners van het Groningse Israëlitisch Oudeliedengesticht Beth Zekenim eveneens in maart 1943 in Sobibor vergast.
Betty Prins-Elias
Mevrouw Betty Prins-Elias vertrok in de zomer van 1942 van de Haagse Breitnerlaan 64 naar Delft, waar het gezin van haar dochter Maria Jacoba (Coby) aan de Nieuwe Plantage 63 woonachtig was. Haar schoonzoon prof. dr. ir. Hein Israël Waterman genoot als hoogleraar chemische technologie aan de Technische Universiteit Delft groot aanzien. Schoonmoeder Betty trok in bij de ongehuwde zuster van haar schoonzoon, Rosette Elisabeth Waterman op Nieuwe Plantage nummer 51. Het gezin van prof. Waterman maakte deel uit van de zogeheten Van Dam lijst en werden in maart 1943 alsnog naar het Joodsch Tehuis in Barneveld gebracht. Schoonmoeder Betty en zuster Rosette voegden zich in mei 1943 als ‘familieleden van de Van Dam lijst’ bij hen in Barneveld. In eind september 1943 werd het gezin van prof. Waterman met zijn zuster en schoonmoeder overgebracht naar kamp Westerbork. Vandaar werden zij in september 1944 op transport naar concentratiekamp Theresienstadt gezet. Het gezin Waterman, Rosette en Betty werden daar begin mei 1945 door de Sovjetlegers bevrijd. Betty Prins-Elias stierf op 80-jarige leeftijd in 1952 in Den Haag.
Maurits en Elisa Parfumeur uit Harlingen
Het echtpaar dat Martha in haar jonge kinderjaren opving (1920-1925) verkoopt in 1925 hun manufacturenmagazijn De Zon aan de Voorstraat 31 in Harlingen en vertrekt naar Scheveningen [bron gemeente archivaris Harlingen]. In Den Haag zijn vanaf begin 20e eeuw al broers en zusters van Maurits Parfumeur (1876) woonachtig. De moeder van Martha werkte in de jaren 1920-1922 in Den Haag als huishoudster bij een zuster van Maurits, mevrouw Esther Klara van Biene-Parfumeur. Het is zeer aannemelijk dat zij via deze werkkring het adres in Harlingen vond om de kleine Martha tot maart 1925 onder te brengen. Martha zelf zou later op 16-jarige leeftijd, na haar verblijf in Arnhem, bij dan weduwe mevrouw Van Biene-Parfumeur tijdelijk haar intrek nemen.
Met het geld van hun in september 1925 verkochte zaak kopen Maurits en Elisa in april 1926 een huis aan de Badhuisweg in Scheveningen. Later wonen ze op de Leuvenschestraat 14. Maurits Parfumeur belandt via ‘het Oranje Hotel’ in augustus 1942 in strafkamp Amersfoort en wordt overgebracht naar straf- en concentratiekamp Mauthausen waar hij op 10 september 1942 sterft. Elisa Parfumeur-van Leeuwen wordt op 21 september 1942 via Westerbork in Auschwitz vergast. De Haagse gezinnen van zijn broers en zusters treft eenzelfde tragisch noodlot. Hun namen waren reeds opgenomen in het Joods Monument. Hun neef Hartog Parfumeur (1906-1941) was in Voorburg-Leidschendam een Joods verzetsstrijder en is opgenomen in de erelijst der gevallen.
Naschrift
Als huidige bewoner van Breitnerlaan heb ik een sterke verbondenheid, urgentie en morele plicht gevoeld om een gezicht aan de jonge onbekende Martha te geven. Om met haar levensverhaal het heden met het verleden te blijven verknopen. Voorafgaand aan mijn zoektocht was er niets over haar en de mensen in haar omgeving bekend. Er bestond enkel de naam van Holocaust slachtoffer Martha Poons - van Stratum. Met die persoonsnaam begon een uitdijende zoektocht die enkele weken in beslag heeft genomen en mijn algemene kennis over deze gitzwarte periode uit de Europese en Haagse geschiedenis heeft vergroot, verdiept en opgeschud en mij en mijn gezin niet onberoerd heeft gelaten. Met uitzondering van die van mevrouw Prins stopten de tientallen levensaderen die ik rondom Martha naliep in de administratie van de nazi kampen.
Alle elementen uit deze reconstructie zijn herleidbaar tot de volgende online (openbare) bronnen: Joods Monument, Groningerarchieven, allegroningers, beeldbank gemeente Groningen, allefriezen, stadsarchief Amsterdam, Erfgoed Leiden en omstreken, Gelders archief, Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers, Historische kring Eibergen, Stichting Joods Erfgoed Den Haag, Collectie kamp Westerbork, Haags gemeentearchief en -beeldbank, Huygens.knaw.nl, documentatie Kamp Amersfoort, Delpher, Arolsen Archives, NIOD online archief en de collectie Yad Vashem.
De meeste familieleden van Martha en Moses waren reeds opgenomen in het Joods Monument. Zo ook de zoon van mevrouw Prins-Elias, Eduard Philip Prins en de leden van de Harlingense-Haagse familie Parfumeur. Hier en daar heb ik een aanvulling kunnen opnemen en familieleden weten te verbinden. Mochten er ondanks de door mij in acht genomen zorgvuldigheid, onjuistheden in dit in memoriam zijn geslopen, dan stel ik een correctie zeer op prijs.
Ankie Meijer
Den Haag
23 december 2020, 8 februari 2021, 29 april 2022