Philip Jacob Cohen, geboren op 16 Februari 1923 in Rotterdam, was de enige zoon van Meijer Cohen en Jacoba Adriana de Heer. Zijn vader overleed al op 43-jarige leeftijd in 1939 in Amsterdam en is op de Joodse Begraafplaats in Diemen begraven. Philip Jacob woonde in Rotterdam, Hillegersberg en in Bressoux bij Luik maar vanaf 1 Mei 1936 woonde hij met zijn ouders weer in Nederland, in de Graaf Florisstraat 25 I in Amsterdam. Hij was ongehuwd.
Nadat zijn moeder, die sinds October 1939 weduwe was geworden, op 20 April 1943 werd opgepakt en afgevoerd naar Westerbork, moest Philip Jacob verhuizen en kwam terecht in de Transvaalstraat 98 II in Amsterdam Oost, waar hij op 7 Mei 1943 werd ingeschreven.
Philip, die volgens zijn registratiekaart van de Joodse Raad vroeger werkte in papierwaren en in dienst was als kantoorbediende bij Staatsbedrijf PTT, had sinds 18 Juli 1942 een baantje als “estafette” bij de Joodse Raad, afdeling onderwijs, (boodschappenjongen), wat gevestigd was in de Tulpstraat 17 in Amsterdam. Hij had daardoor een “Sperre” met legitimatie nr. A-1973 en was voorlopig vrijgesteld van deportatie. Ook werkte hij als jeugdleider en kantoorbediende bij de onderwijsafdeling van de Joodse Raad.
Op 20 Juni 1943 tijdens de grote en in het geheim door de Duitsers voorbereidde razzia werd ook Philip Jacob Cohen gearresteerd en met nog ruim 5500 andere slachtoffers afgevoerd naar Westerbork, waar hij om niet bekende redenen terecht kwam in de strafbarak 67. Op 29 Juni werd Philip Jacob Cohen op transport gesteld naar Sobibor en bij aankomst aldaar op 2 Juli 1943 onmiddellijk in de gaskamers daar vermoord.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Rotterdam, gezinskaart Meijer Cohen, gezinskaart Meijer Cohen Hillegersberg; het stadsarchief Amsterdam, archiefkaart Philip Jacob Cohen en het archief van de Joodse Raad, registratiekaart van Philip Jacob Cohen.