Het gezin Vos-Nabarro wordt in Anwerpen tijdens de tweede grote nachtelijke razzia opgepakt en op 29 augustus 1942 bij de Kazerne Dossin afgeleverd. Met transport VII wordt het gezin op 1 september 1942 naar Auschwitz gedeporteerd. Emilius Vos wordt met een aantal lotgenoten gedwongen onderweg in Kosel uit te stappen en moet vrouw en kinderen achterlaten om in de kampen van Opper-Silezië dwangarbeid te verrichten. Hij heeft achtereenvolgens in Kleinmangersdorf, Trzebinia, > Annaberg en Blechhammer gezeten. Daar krijgt hij het stamnummer 178886 op zijn arm getatoeëerd. Een dodenmars brengt hem naar Gross-Rosen en Buchenwald waar hij op 30 mei 1945 wordt bevrijd. Zijn vrouw en drie kinderen zijn dan allang vergast. Van transport VII is Emilius Vos een van de slechts vijftien overlevenden op een totaal van
1000 gedeporteerden.
Bron: Mechelen-Auschwitz 1942-1944 deel 2, blz. 178, Uitgave Joods Museum van Deportatie en Verzet onder leiding van Ward Adriaens, 2009 Vubpress Bewerkt door Carla Berkhout-Blond
Verhaal