Verhaal

De familie van David van Dal en Catharina Gerarda Huberta de Kort

Door: Astrid

Arrestatiekaarten van David van Dal. Bron: stadsarchief van Rotterdam.

David van Dal, vijfde kind van Samuel van Dal en Hendrika van der Sluijs, was piccolo op het moment dat hij zijn ouderlijk huis verliet. Toen hij 11 jaar oud was heeft hij als halfwees een lange tijd, tot 1935 (bijna zes jaar), in het Israëlitisch weeshuis “Megadle Jethomim” (Opvoeding van Wezen) doorgebracht aan de Mathenesserlaan 208 in Rotterdam. De Rotterdamse afdeling van de Joodsche Raad heeft hier later tijdelijk onderdak gehad, nadat de Duitsers het weeshuis op 26 februari 1943 hadden ontruimd en alle resterende kinderen naar “Loods 24” hadden gebracht.

Loods 24 in Rotterdam

In Loods 24 was de Rotterdamse vestiging van de “Zentralstelle für jüdische Auswanderung” gevestigd. De Amsterdamse versie daarvan is vooral bekend geworden als “De Hollandsche Schouwburg”. Loods 24 was een houten havenloods, die oorspronkelijk in gebruik was geweest voor de opslag van tabak. De loods bevond zich tussen andere loodsen aan de Entrepôtstraat.

De bezetters hadden een bewuste strategische keuze gemaakt voor deze doorvoerplek. Het terrein was van de Gemeentelijke Handelsinrichtingen, omgeven door een hoge muur, gelegen tussen de Spoorweghaven en de Binnenhaven. Het was een ideale locatie: een mooi verscholen plek, ver verwijderd van bewoond gebied, waar grote groepen bijna geruisloos en uit het zicht konden worden verzameld en afgevoerd. Het nabijgelegen station van de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij (RTM) aan de Rosestraat en een goederenspoorlijn aan het emplacement Feijenoord, met een aansluiting op het landelijk spoornetwerk, boden de mogelijkheid tot aanvoer van groepen Joden vanaf de Zuid-Hollandse eilanden en vervolgtransportatie naar Westerbork.

Het eerste transport vanaf de loods naar Westerbork vond plaats in de nacht van 30 juli 1942. Daaraan voorafgaand waren 2.000 Rotterdamse Joden opgeroepen om zich te melden, maar er kwamen er slechts 1.100 opdagen. In augustus en september 1942 reageerden er steeds minder mensen op de oproepen. De nazi’s kozen daarom voor een meer actieve aanpak: de Joden werden door hen van huis opgehaald, te beginnen bij Duitse en Oost-Europese Joodse vluchtelingen die in de stad woonden. Daarna volgden de Joodse Rotterdammers in de leeftijdscategorie tussen de 60 en 96 jaar, gevolgd door de vrouwen en kinderen van degenen die al waren weggevoerd. Op 26 februari 1943 werden in een razzia diverse verzameladressen leeggehaald: het Joodse bejaardentehuis aan de Claes de Vrieselaan, het Joodse ziekenhuis aan de Schietbaanlaan en het Joodse Weeshuis “Megadle Jethomim” aan de Mathenesserlaan. In het weeshuis waren in de jaren ’30 ook vluchtelingenkinderen uit Duitsland ondergebracht. De kinderen uit het weeshuis zijn allemaal naar Sobibor getransporteerd.

In totaal zijn er in acht transporten zo’n 12.000 Joodse Rotterdammers via Loods 24 naar Westerbork gegaan. Onder hen waren 686 kinderen van 0 tot 12 jaar. Tot 10 april 1943 is Loods 24 als verzamelplaats gebruikt; daarna werden de opgepakte Rotterdamse Joden vooral naar Kamp Vught getransporteerd. Het merendeel van de opgepakte Joodse Rotterdammers is in Auschwitz vermoord. Er zijn slechts 1.000 van hen teruggekeerd.

De plek waar de Loods heeft gestaan is bij de ontwikkeling van de Kop van Zuid vanaf de jaren ‘80 vrijgehouden van bebouwing en hernoemd als Plein Loods 24. De omringende straten zijn hernoemd naar mensen die zich voor, tijdens en na de oorlog hebben ingezet voor het verlichten van het lot van de Joodse gemeenschap. Dit was een initiatief van het Comité Loods 24, dat in mei 1987 is opgericht. Een deel van de muur van het terrein is blijven staan en kreeg in 1992 een herdenkingsplaquette. Op 30 juli 1999 werd er een verlichtingselement geplaatst. Voor de 686 omgebrachte kinderen is op 10 april 2013 een apart Kindermonument aan de Eva Cohen-Hartogkade geplaatst, gemaakt door Wim Quist. Hun namen en leeftijden zijn in een halve cirkel van staal gestanst. Ieder jaar op 30 juli, de dag van het eerste transport naar Westerbork, worden de omgebrachte Rotterdamse Joden bij de monumenten herdacht.

In 1938 woonde David aan de Mauritsstraat 13b in Rotterdam. Op 20 september 1939 trouwde hij, toen hij hotelbediende en kelner was, met Catharina Gerarda Huberta de Kort, dochter van de Rooms-Katholieke magazijnmeester Adrianus de Kort uit Tilburg en Johanna Wilhelmina Busink uit Amersfoort. Gerrit van Dal, zijn tweelingbroer, was één van de getuigen bij hun huwelijk.

Op 1 mei 1943 werd David opgepakt door de Rotterdamse politie. Hij woonde op dat moment aan de Beverstraat 1b in de wijk Hillesluis. Er is geen reden van aanhouding ingevuld op zijn arrestatiekaarten, maar er is wel een grote rode J op die kaarten gestempeld. Hij werd in bewaring gehouden voor “Groep 10”, ook wel “Groep X” genoemd.

Groep X van de Rotterdamse politie

In de grote steden in Nederland had Wilhelm Harster, de “Befehlshaber der Sicherheitspolizei und SD”, zijn plannen om de Nederlandse politie in te voegen in de Duitse politie tot uitvoering gebracht. Eind 1942, begin 1943, ontstonden er speciale politieafdelingen in onder meer Utrecht (“Centrale Controle”), Amsterdam (“Bureau Joodsche Zaken” of “Bureau 11”) en Rotterdam (“Groep 10” of “Groep X”). Formeel onder gezag van de betreffende korpschef, rapporteerden de medewerkers van die speciale afdelingen rechtstreeks aan de Sicherheitsdienst. Ze werden “Jodenjagers” genoemd.

Groep X was onder de Rotterdamse bevolking berucht. Het was een afdeling van hulpagenten en informatiedienstmedewerkers met een sterke nationaalsocialistische overtuiging, gevestigd in het Bureau Haagseveer, in het centrum van de stad. De activiteiten van “de Jodenploeg” waren gericht op het aanpakken en mishandelen van Joden, het opsporen en afvoeren van ondergedoken Joden en het verkopen en uitdelen van hun bezittingen, onder meer aan eigen personeel. Vooral agenten Gerardus Letsch, Jansen, Philippus Pikaar en Jan Verhoeve waren extreem gewelddadig: ze stonden bekend als “de sadisten van Groep X”. De medewerkers kregen voor iedere Jood die ze konden oppakken “kopgeld” (7,50 gulden; en een veelvoud daarvan wanneer de arrestant naast het simpele feit dat hij of zij Joods was, ook nog wat regels had overtreden, zoals het niet dragen van de Davidsster); ze verdienden zo een aardig centje bij.

Een groot deel van het archief van deze groep is aan het eind van de oorlog verbrand. Desondanks kon er na de oorlog onderzoek gedaan worden naar medewerkers, leidinggevenden en hun praktijken, waardoor duidelijk werd hoe vernietigend Groep X te werk was gegaan.[1] 

Op 11 mei 1943 werd David naar Westerbork vervoerd. Hij zat daar in barak 63. Op zijn kaarten in de cartotheek van de Joodsche Raad is vermeld dat er vanaf zijn aankomst tot 21 mei 1943 in Westerbork diverse pogingen zijn gedaan om bewijsstukken in Rotterdam en in Amersfoort (de geboorteplaats van zijn schoonmoeder) op te vragen, zoals de doopbewijzen van zijn twee kinderen en het bewijs van zijn kerkelijke bruiloft met Catharina, om hem vrij te krijgen. Op 21 mei werden de pogingen gestaakt, onder vermelding van: “stukken retour, verdere stappen geen doel, vermoedelijk op transport”.

Gebleken is dat David al op 18 mei 1943 op transport is gegaan naar Sobibor, waar hij op 21 mei 1943 is omgekomen. Zijn overlijden is later, op 2 mei 1950, door de gemeente Rotterdam op voordracht van de minister van Justitie in een overlijdensakte opgenomen, in het kader van de wetgeving rondom vermisten na de oorlog. David van Dal is in Gedenkboek 9 van de Oorlogsgravenstichting opgenomen.

Van de twee kinderen van David en Catharina is geen nadere informatie gevonden, behalve hun vermoedelijke geboortedata en dat hun oudste kind een jongen was en hun jongste kind een meisje. Wel is bekend dat Catharina de oorlog heeft overleefd. Zij is op 21 oktober 1975 in Bergen Op Zoom overleden.

[1] Over wat de activiteiten van Groep X binnen de Rotterdamse Politie precies inhielden, heeft F.A.M. van Riet in 2008 een onderzoek geschreven, met als titel “Handhaven onder de nieuwe orde: de politieke geschiedenis van de Rotterdamse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog”. Op de website van Joods Erfgoed Rotterdam is een aparte pagina aan Groep X gewijd. In het boek “Jodenjacht; de onthutsende rol van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog” (2011), onder redactie van Ad van Liempt en Jan Kompagnie, wordt de meedogenloze en gewelddadige aanpak van Groep X en haar medewerkers beschreven, als onderdeel van een onderzoek naar diverse foute politiekorpsen tijdens de oorlog.

Naast bovengenoemde bronnen is gebruik gemaakt van de indexen uit de stadsarchieven van Amsterdam en Rotterdam en gegevens van de websites Loods 24, Oorlogslevens, Joods Erfgoed Rotterdam (voor zowel de tekst over Loods 24 als voor Groep X), WieWasWie en Delpher.

Media bestand