Samuel Kaufman, geboren in Nijmegen op 31 December 1891,was een zoon van David Kaufman en Betti Bertha Meijler. Hij trouwde op 5 Januari 1916 in Ameide met Jetje Meijer, een dochter van Jacob Meijer en Fronika Hakkert en zij was in Ameide geboren op 27 Juni 1892. Het echtpaar Kaufman-Meijer kreeg op 26 Maart 1917 een dochter Veronica die in Rotterdam werd geboren.
Samuel Kaufman was koopman in papier. Nadat hij met Jetje Meijer gehuwd was, woonden zij samen op de Nieuwe Markt 16a in Rotterdam. Na nog een 8-tal keren te zijn verhuisd, betrokken zij op 5 December 1929 een woning in de Westewagenstraat 92 in het centrum van Rotterdam, verhuisden op 2 December 1936 in dezelfde straat naar huisnummer 23 en per 22 Juni 1939 naar huisnummer 47c. Bij de verplichte registratie van alle Joden in Nederland werden Samuel en Jetje echter geregistreerd op het adres Beukelsweg 39a in de wijk Het Nieuwe Westen.
Hun dochter Veronica was in Juli 1938 verloofd met Abraham de Wit en enige tijd daarna met hem gehuwd. Op 17 Februari 1941 werden Samuel Kaufman en Jetje Meijer opa en oma: zij kregen een kleindochter die in Gouda was geboren. Maar op 19 Juni 1941 overleed haar moeder, Veronica de Wit-Kaufman in het Israëlitisch Ziekenhuis in de Schietbaanlaan in Rotterdam en werd begraven op de Joodse Begraafplaats Toepad. De baby van Veronica en Abraham, Grietje de Wit, was net 4 maanden oud toen zij daardoor al ondergebracht moest worden bij haar opa en oma Kaufman, die tijdens de oorlog op de Beukelsweg 39a woonden.
Tussen 3 en 5 October 1942, werden Samuel Kaufman en zijn kleindochter Grietje de Wit opgepakt en afgevoerd naar Westerbork; Oma Jetje Kaufman-Meijer volgde pas op 13 Ocotober, maar op 16 October werden zij gedrieënlijk op transport gesteld naar Auschwitz. Bij aankomst aldaar op 19 October 1942 werd de toen 1 ½ jaar oude Grietje de Wit alsmede haar oma Jetje Kaufman-Meijer onmiddellijk vermoord in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau.
Het transport van 16 October 1942 was een z.g. Kozel-Transport. Bij een tussenstop in het plaatsje Kozel, gelegen ± 80km westelijk van Auschwitz, werden 570 jongens en mannen tussen 15 en 50 jaar gedwongen om de trein te verlaten. Zij werden vervolgens tewerkgesteld in de omliggende werkkampen in Opper Silezië. Samuel Kaufman kwam uiteindelijk terecht in de staalfabriek te Malapane in Silezië in Polen, waar hij na ruim een jaar als dwangarbeider te hebben “gewerkt”, door de ontberingen om het leven is gekomen. Hij werd begraven in een massagraf op de rooms katholieke begraafplaats in het nabijgelegen dorp Szczedrzyk.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Rotterdam, gezinskaarten van Samuel Kaufman en Abraham de Wit; website wiewaswie.nl/huwelijk Kaufman-Meijer; website joodserfgoedrotterdam.nl/ beukelsweg 39a; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Samuel Kaufman, Jetje Kaufman-Meijer, Grietje de Wit en de wikipedia website jodentransporten vanuit Nederland.nl.