Verhaal

Hyacinthstraat 23 Wassenaar

Stolpersteine

Door: Philippe

Stolpersteine 

Alle rechten voorbehouden

Op dit adres, in de wijk Deijleroord, woonde Jack Felleman. Jack ziet het levenslicht op 11 december 1910 in Amsterdam. Zijn ouders Louis Felleman (1883) en Mietje Felleman – de Jong (1886) zijn daar ruim een jaar eerder getrouwd. Acht jaar later, op 21 februari 1918, wordt het jongste broertje van Jack geboren: Isidor Frits met als roepnaam Frits.

Het gezin verhuist in 1931 naar Den Haag. Jack heeft een grote liefde voor muziek en speelt zelf ook in een bigband. Tijdens dansles ontmoet Jack zijn latere vrouw Betty (Gijsbertha Catharina van Voorst, 1911), waarmee hij op 27 augustus 1935 trouwt. Inmiddels werkt Jack in het familiebedrijf Velleman & Tas, een im- en exportbedrijf dat handelt in fruit.

Eigenlijk had het bedrijf Felleman & Tas moeten heten, maar door een administratieve fout verandert de F in een V. Vanwege zakelijke activiteiten voor het fruitbedrijf wonen Jack en Betty, kort na hun huwelijk, in Valencia. Vanwege de Spaanse burgeroorlog en de anti - joodse houding van Franco, die inmiddels aan de macht is gekomen, keert het echtpaar terug naar Nederland. Daar wordt in Amsterdam, op 17 juni 1936, hun (enig) kind geboren: Lodewijk Willem Robert met als roepnaam Rob.

Een jaar later vertrekt Jack naar Brazilië om daar zaken te gaan doen voor het bedrijf. Veltas (een samenstelling van Velleman & Tas) is dan hun merknaam voor sinaasappelen. Ook Betty en de kleine Rob verhuizen naar Zuid – Amerika, zodat het gezin bij elkaar kan zijn.

Twee jaar later, het is dan 1939, komen zij vanuit Rio de Janeiro over voor een verlof van een half jaar en huren een huis in de Hyacinthstraat. Terugkeren naar Zuid – Amerika kan niet meer wanneer de Duitsers ons land binnenvallen. In de vroege ochtend van 10 mei 1940 breken de eerste gevechten uit op en rond het nabijgelegen vliegveld Valkenburg. Na de capitulatie krijgt het gezin te maken met de tijdelijke inkwartiering van Duitse soldaten. Kort hierna worden in Nederland de eerste maatregelen tegen joodse landgenoten afgekondigd. Op 22 en 23 februari 1941 vinden in Amsterdam de eerste razzia’s plaats.

Jack en zijn niet-joodse vrouw besluiten in 1941 te gaan scheiden. Hun huwelijk wordt op 8 september 1941 ontbonden door de rechtbank in Rotterdam en Rob krijgt tijdelijk de achternaam van zijn moeder. Enige tijd later verhuist Jack naar het Burchtplein waar hij zijn intrek neemt op nummer 18. Op dit adres staan op dat moment meerdere mensen ingeschreven. Aangenomen wordt dat hier een pension was gevestigd. Ook duikt Jack onder in o.a. Beverwijk bij de voormalige huishoudster van zijn grootouders. Toch keert hij terug naar Wassenaar en/of Den Haag. De reden hiervan is niet bekend.

Volgens nabestaanden is Jack in maart 1944 opgepakt toen hij op weg was naar een tandarts. Niet duidelijk is waar dit gebeurd is. Uit de notities van zijn zoon Rob lijkt het alsof dat in Den Haag is geweest. Waarschijnlijk is Jack op 29 maart 1944 in Westerbork aangekomen en kort hierna, op 5 april, op transport gesteld naar Auschwitz. Het laatste teken van leven is een ansichtkaart voor zijn vrouw Betty en zoon Rob. Vermoedelijk heeft hij de kaart uit de trein gegooid op weg naar Auschwitz.

Daar is Jack, 34 jaar oud, op 31 augustus 1944 vermoord. Frits Felleman, de jongere broer van Jack, woont in Apeldoorn op de Zutphensestraat 141 waar hij inwoont bij één van de tuinmannen van het Apeldoornse Bosch. Het kan bijna niet anders dan dat Frits daar werkzaam is als vrijwilliger. Het woonhuis maakt namelijk deel uit van de Sarah – Hoeve, een serie woningen voor medewerkers van de instelling. Mogelijk was zijn doel het pionierschap in Palestina. Het gebied van Voorst en Twello staat dan al een aantal jaren internationaal bekend om het opleiden van joden tot pionierswerk in Palestina. Frits behoort tot de eerste groep van 13 joden die op 9 oktober 1941 willekeurig is opgepakt in Apeldoorn, allen zijn naar Mauthausen gedeporteerd en daar vermoord. Ook de ouders van Jack en Frits worden rond die tijd afgevoerd naar Westerbork en van daaruit gedeporteerd naar Auschwitz waar zij worden vermoord. Betty en haar zoon Rob wonen tijdens de laatste oorlogsjaren bij familie in Amsterdam.

Beiden overleven zij de oorlog. Ter nagedachtenis aan Jack Felleman ligt er op dit adres een struikelsteen.

 

Met dank aan de werkgroep Stolpersteine Wassenaar, en in het bijzonder Niek.

Media bestand