Abraham Swaap was geboren 10 Maart 1923 in Amsterdam als zoon van Meijer Swaap en Branca Jacobs. Hij trad op 5 Augustus 1942 in Amsterdam in het huwelijk met Celina Delden, die op 24 Augustus 1921 geboren was als dochter van Aron Delden en Marianne Waas.
Abraham heeft de Holocaust overleefd; hij was gesperrt door de Joodse Raad, werd 1e bediende in de kruidenierszaak van Eliazer en Sophia Talhuizen op het Waterlooplein 74 maar werd op 1 April 1943 overgeplaatst als nachtwaker naar de afdeling voedselbereiding van de Joodse Raad.
Op 9 Januari 1946 heeft Abraham Swaap zélf de autoriteiten geïnformeerd dat hij per die datum verbleef op de Kromme Waal 12 II in Amsterdam.
Zijn echtgenote Celina Delden werd op 11 November 1942 werd samen met haar zus Lena slachtoffer van de razzia op Hollandia Kattenburg. Zij kwamen uiteindelijk op 26 November samen in Westerbork terecht, waar ook hun ouders Aron Delden en Marianne Waas al op 14 November naar werden afgevoerd. Zij werden allen op 30 November 1942 gedeporteerd naar Auschwitz. Bij aankomst aldaar werd Aron Delden geselecteerd als dwangarbeider en kwam uiteindelijk op 31 December 1944 om het leven in het Extern Kommando Blechhammer.
Daarentegen werden moeder Marianne Delden-Waas en haar beide dochters Lena en Celina na aankomst op 3 December 1942 onmiddellijk in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau vermoord.
Abraham’s ouders, Meijer Swaap en Branca Jacobs, die ook op het Waterlooplein woonden, werden op 2 October 1942 vanuit Westerbork gedeporteerd naar Auschwitz waar zij op 5 October 1942 in de gaskamers werden vermoord.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Meijer Swaap; archiefkaarten van Abraham Swaap , Aron Delden en Celina Delden en het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Abraham Swaap en Celina Swaap-Delden, Meijer Swaap, Branca Swaap-Jacobs, Aron Delden en Marianne Delden-Waas.