Verhaal

Een nadere opheldering over de dood van Maria Leonie Wagenaar

Door Henk Schaftenaar uit 'De Omroeper', maart 2013, pag. 36 en verder

In april 1943 werden op de joodse begraafplaats bij Jan Tabak de heer en mevrouw
Wagenaar van de Lambertus Hortensiuslaan begraven. Naast hun graf werd een plek vrijgehouden voor hun dochter Marie van wie na 22 april 1943 niets meer werd vernomen. Omdat een bewijs van haar overlijden ontbrak, was de plek naast het graf van haar ouders anno 2012 nog altijd open. Een jaar geleden werd in een artikel in De Omroeper (1) opheldering verschaft over haar lot, maar kort na het verschijnen van die aflevering kwam mij meer informatie (2) onder ogen.Op donderdag 22 april 1943 vond onder de Naardense joden de tweede deportatiegolf  plaats. De Naarder Jan Hulscher vermeldde in zijn dagboek dat op die dag schipper Van den Hoek en aardappelhandelaar De Boer hun vrachtwagens ter beschikking moesten stellen voor het transport van joden. De vrachtauto’s werden in Rode Kruisauto’s veranderd. Hulscher zag hoe oude en gebrekkige joden en jodinnen het politiebureau werden binnengebracht. Een van hen zat nog in het verband, hij had net een operatie ondergaan. De heer en mevrouw Wagenaar en hun dochter hadden zich die dag vergast, aldus Hulscher. Bij de laatste bewering over de familie Wagenaar heb ik vorig jaar in De Omroeper de volgende notitie (noot 39) gemaakt:
‘Het gaat hier over de joodse handelsreiziger (ook muziekleraar) Baruch Haïm Wagenaar (geb. Amsterdam 11 mei 1883), zijn vrouw Bertha Adèle Süsholz (geb. Meppel 30 maart 1878) en hun dochter Maria Leonie (geb. Naarden 2 november 1913), een vrouw met een verstandelijke beperking. Het echtpaar was op 19 mei 1908 in Arnhem gehuwd en vestigde zich op 24 maart 1910 te Naarden, Lambertus Hortensiuslaan 28. Toen de politie henop 22 april van dat adres kwam ophalen, leefde de dochter nog. Op gezag van een beschikking van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 7 juni 1949 werd de gemeente Naarden bevolen op haar naam een overlijdensakte te maken met de vermelding dat zij op 23 april 1943 te Naarden was overleden. De akte werd op 26 augustus 1949 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Haar vader en moeder waren in de vroege ochtend (in de akte staat 6.00 uur) van 22 april overleden.’ Tot zover deze notitie waarin overigens meer bijzonderheden zijn vermeld over de begrafenis van het echtpaar Wagenaar en de afwikkeling van de kosten. Aan deze kennis kan nu het volgende worden toegevoegd.
Op donderdagochtend 22 april 1943 stond om 9 uur een agent van de gemeentepolitie van Naarden voor de deur van het huis Lambertus Hortensiuslaan 28 om het gezin Wagenaar op te halen voor het transport per ‘ziekenauto’ naar Kamp Vught. Maar na twee keer te hebben aangebeld, werd de deur nog steeds niet opengedaan en sloeg de agent een ruit in. Direct kwam hem een sterke gaslucht tegemoet en eenmaal binnen ontdekte hij dat het echtpaar Wagenaar in hun slaapkamer was overleden. In een andere kamer - de gasleiding was er gebroken - vond hij een bewusteloze Marie. Marie is niettemin - zo blijkt uit een brief van vrijdag 23 april 1943 van de politiechef van Naarden aan de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung te Amsterdam- dezelfde dag nog naar Vught overgebracht en tijdens het transport overleden. Dat was dus op 22 april, dezelfde dag waarop haar ouders waren overleden, en niet een dag later wat in 1949 in de officiële overlijdensakte werd vermeld. Letterlijk schreef de politiechef van Naarden:
‘Die Tochter Marie Leonie Wagenaar die noch lebendig angetroffen wurde, ist von
der Polizei am selber Tage noch abtransportiert nach Vught. Unterwegs starb sie aber, weshalb sie in Vught beerdigt wird’.
Dat allerlaatste is overigens niet aannemelijk. Al eerder was in Vught een kampcrematorium in gebruik genomen. De as van de doden werd uitgestrooid in putten bij het crematorium. Op de Israëlitische begraafplaats aan de Berkenheuveldreef te Vught is maar één jood uit kamp Vught begraven. Dat was Elias Koopman uit Amsterdam in januari 1943.
Noten:
1. Zie Henk Schaftenaar, ‘Als we terugkomen, dan weer in Naarden!’ Gedenkschrift voor de joodse
vluchtelingen Chaskel, Leja, Israel, Mia en Ettel Weiss, in De Omroeper jrg. 25 (2012), nr. 1 p. 25
en p. 32 noot 39.
2. Archief gemeentepolitie Naarden, correspondentie 1943, dossier 796, 23 april 1943: Protocol
van een agent van politie van 22 april 1943 met een begeleidend schrijven van de politiechef van
Naarden aan de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung te Amsterdam.