Sophia Cohen werd geboren op 7 september 1855 te Rotterdam - vermoord in Sobibór ca. 5 maart 1943.
Haar ouders waren: Eliazar Levie Cohen (Helden 1824-Rotterdam 1912), koopman te Rotterdam, en Frederica Kok (Tiel 1828-Rotterdam 1875). Zij trouwden in Tiel op 24 juni 1853. In het gezin werden elf kinderen geboren, allen te Rotterdam. Sophia was hun tweede kind.
Haar grootouders van vaderszijde waren: Levie Eliazer Cohen en Sophia Hartog Pieters en van moederszijde: Izaäk Kok en Judith Sander Pino.
Op 10 juni 1885 trouwde Sophia in Den Haag met Louis Naar, boekhouder, geb. Rotterdam 23 augustus 1857, overl. Den Haag 9 augustus 1918. Zoon van Michel David Naar en Gudula Levij.
—————
Sophia en Louis kregen 2 kinderen:
1. Frederika Gedula Naar, geb. Den Haag 20 oktober 1888, overl. Den Haag 16 augustus 1933, gehuwd Den Haag 28 november 1916 met Henri Isidore Levie, geb. Rotterdam 23 maart 1893, overl. Semarang (Java) 9 februari 1924, militair arts in het Nederlands-Indisch leger.
Sophia reisde naar Oost-Indië, voor familiebezoek bij dit gezin dat toen op Java (nabij Bandoeng) woonde. Haar reis begon op 8 januari 1920 en ze keerde terug in Den Haag op 19 augustus 1921.
Kinderen van Frederika en Henri:
a. Margaretha Sophia Levie, geb. Ambon 10 november 1918-Sobibór 9 april 1943. Zij trouwde in kamp Westerbork (hulpsecretarie) op 7 oktober 1942 met Louis Geleerd, boekhouder, geb. Rotterdam 1 juni 1916-Sobibór 9 april 1943, zoon van Philip Geleerd en Rebecca Geleerd.
b. Louise Henriëtte Levie, geb. Tjimahi (Java) 12 april 1921, overl. Den Haag, 14 januari 1929.
c. Henri Frederik Levie, geb. Den Haag 14 september 1924, overl. Utrecht 23 november 1928, maar woonde in Den Haag.
2. Michiel David Naar, geb. Den Haag 5 januari 1891, overl. Den Haag 17 maart 1967, kantoorbediende. Trouwde te Rotterdam 10 maart 1921 Theodora Elisabeth Theresia van der Waart, geb. 9 juni 1898. Dochter van Leonardus Johannes Jacobus van der Waart en Elisabeth Theresia Nuij. Echtscheiding Den Haag tussen Michiel en Theodora, op haar verzoek, vonnis -bij verstek- toegewezen op 9 december 1941. Tegen het vonnis werd geen verzet aangetekend. Na de oorlog trouwden Michiel en Theodora opnieuw. (Scheiding was waarsch. bedoeld om vrouw en kinderen te redden; gemengd huwelijk RK-Joods. Dit was niet ongebruikelijk gedurende de oorlog).
Kinderen van Michiel en Theodora:
a. Louis Naar, geb. 1921
b. Henri Naar, geb. 1922
c. Michel Naar, geb. 1926
—————
Sophia’s laatst bekende adres was: Anna van Saxenstraat 40 te Den Haag (Bezuidenhout).
Wanneer Sophia in kamp Westerbork aankwam is niet bekend; er is van haar geen registratiekaart. Ze wordt wel vermeld op de transportlijst vanuit Westerbork.
Transportlijst Westerbork-Sobibór, dinsdag 2 maart 1943:
Naar-Cohen, Sophia, 17.9.55
(Bron: “Judentransport aus der Niederlanden-Lager Westerbork-am 2. März 1943, Liste A nr. 18.”). (NB De geboortedag is op de lijst onjuist vermeld; het moet zijn: 7 september.)
Dit was het eerste van de negentien transporten naar Sobibór; er hebben zich nooit overlevenden gemeld van de 1105 mensen op de lijst van 2 maart. Dit transport ging nog in personenwagons, latere transporten met vee- en goederenwagons.
Een Nederlandse machinist voerde de trein naar Nieuweschans (laatste Nederlandse halte in de provincie Groningen, op de grens met Duitsland). Route: Westerbork - Assen - Haren - Hoogezand-Sappemeer - Zuidbroek - Winschoten - Nieuweschans. Op dit traject werden regelmatig kaarten en briefjes -als laatste groet aan familieleden- uit de trein naar buiten gegooid, in de hoop dat iemand ze zou oprapen en versturen.
In Nieuweschans nam een machinist van de Deutsche Reichsbahn de trein over en volgde daarna tot Breslau het spoor naar Auschwitz, vanaf Breslau ging het verder door het Generalgouvernement, over Czestochowa en Lublin naar Sobibor.
De reis duurde meestal drie dagen. De trein vertrok op dinsdag 2 maart uit Westerbork en zal in Sobibór zijn aangekomen op vrijdag 5 maart.
Als Sophia de reis al overleefde zal ze gezien haar hoge leeftijd (87) mogelijk meteen naar de gaskamer gedreven zijn; hoewel ouden van dagen ook wel bij aankomst meteen werden neergeschoten en in massagraven gegooid.
De lijken uit de gaskamers werden aanvankelijk in massagraven gestort. Later werden de lijken verbrand; inclusief soms weer uit blootgelegde massagraven.
Een groep ‘Arbeitsjuden’, bestaande uit jonge sterke mannen en vrouwen uit het transport, werd (op)gebruikt en afgebeuld (tot er een nieuwe groep werd samengesteld) voor de hele afhandeling van het moordproces. Zij waren zich echter welbewust dat ook hen na verloop van tijd de gang naar de gaskamers wachtte.
—————
Sophia’s kleindochter Margaretha Sophia Levie met haar man Louis Geleerd, diens broer Herman hun ouders Philip Geleerd en Rebecca Geleerd-Geleerd werden gedood in concentratiekampen. Dat gold ook voor Sophia’s jongere zus Berta Cohen, weduwe van Jacob van Bueren.
Samenstelling:
Willem Snel
Numansdorp, 15 mei 2022