Herman Groen zat ondergedoken in Arnhem en later in Velp. Het was een aardige jongen, maar hij had moeite met de onderduik. Hij was loslippig en vond het lastig om binnen te blijven. Zijn Joodse uiterlijk en zijn platte Amsterdamse accent, maakten de situatie extra gevaarlijk. Ten einde raad besloot de verzetsgroep die Herman onder zijn hoede had, hem naar het Apeldoornsche Bosch te brengen. Daar zaten meer onderduikers en men dacht dat Herman daar veilig zou zijn.
Margo Klijn, De stille slag: Joodse Arnhemmers, 1933-1945 (Westervoort 2003) 144-145.
Verhaal