Vanaf het moment dat de voorzitter van de Joodse Raad in Arnhem met zijn gezin in kamp Barneveld is aangekomen, probeert hij ook zijn schoonzus Elisabeth Henriette de Hartog daarheen te krijgen. Hij dankt veel aan haar. Ze hielp zijn vrouw (en dus haar zus) wanneer deze depressief was en verzorgde ook jarenlang haar blinde vader. De oud-voorzitter richt zijn verzoek tot de burgemeester van Arnhem, die de brief doorspeelt naar secretaris-generaal Frederiks. Die deelt hem mede dat er op dat moment geen Joden meer door tussenkomst van secretarissen-generaal worden vrijgesteld van deportatie. Wanneer die boodschap aan haar zwager wordt overgebracht, is Elisabeth al omgebracht in Sobibor.
Margo Klijn, De stille slag: Joodse Arnhemmers, 1933-1945 (Westervoort 2003) 161-162.
Verhaal