Benjamin Dagloonder
Amsterdam 21.04.1913 - Mauthausen 27.09.1941
Nieuwe Herengracht 85
meubelmaker
Benjamin Dagloonder was de enige zoon in het meisjesgezin van Philip Dagloonder en Esther de Hond. Hij werd geboren in de Valkenburgerstraat in de oude Jodenbuurt, waar hij de eerste twaalf jaar van zijn leven bleef wonen. Toen Benjamin 6 jaar oud was, overleed zijn vader. Zijn moeder bleef achter met vijf jonge kinderen (Benjamin had vier zusjes) en was zeven maanden in verwachting van haar zesde kind. Vader Philip was ʻsjouwermanʼ geweest en het gezin had het nooit breed gehad, maar nu moest het Burgerlijk Armbestuur bijspringen. Twee maanden later werd Benjamins zusje Phillipina geboren, maar in april 1919 overleed zijn zusje Greta. Moeder Esther kon de zorg voor haar kinderen niet meer aan en de 8-jarige Benjamin werd op 18 april 1921 naar het Joodse jongensweeshuis Megadlé Jethomiem aan de Zwanenburgerstraat gebracht. Zijn twee zusjes Saartje en Keetje werden opgenomen in het Joodse meisjesweeshuis aan de Rapenburgerstraat. Alleen Judic en Phillipina bleven bij hun moeder wonen.
Benjamin volgde zes jaar lager onderwijs in het weeshuis en ging daarna als leerling-meubelmaker aan de slag. Drie winters lang volgde hij daarnaast cursussen aan de Avondambachtsschool. Hij bleef tot zijn achttiende in het weeshuis wonen. Op 6 mei 1931 trok hij weer in bij zijn moeder, die inmiddels in de President Brandstraat in de Transvaalbuurt woonde. Die nieuwe wijk in Amsterdam-Oost was gebouwd voor bewoners van onbewoonbaar verklaarde huizen in de Amsterdamse binnenstad, onder wie veel socialisten en communisten. Benjamin werkte inmiddels als meubelmaker en droeg zo bij aan de huishoudpot van zijn moeder. De rest van de inkomsten kwamen van de Steun.
In november 1934 trad Benjamin in het huwelijk met Henriëtte Papegaai, de jongste dochter uit een groot Amsterdams gezin. Zij had jarenlang in het meisjesweeshuis aan de Rapenburgerstraat gewoond, omdat haar vader, een diamantversteller, was overleden toen zij 3 jaar oud was. Henriëtte werkte jaren in de Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch, waarschijnlijk als verpleegster. In december 1933 was zij via Den Haag teruggekomen naar Amsterdam, waar ze als huisverzorgster bij de Gemeentelijke Gezondheidsdienst werkte. Het pasgetrouwde stel vond woonruimte in de Rapenburgerstraat, verhuisde daarna nog naar de Roetersstraat en woonde vanaf 1938 op de Nieuwe Herengracht 85-III. Benjamin en Henriëtte zouden kinderloos blijven.
Benjamin werd bij de razzia van zaterdag 22 februari 1941 opgepakt. Zijn huis aan de Nieuwe Herengracht lag op een steenworp afstand van de brug aan de Muiderstraat waar gewapende Duitse politieagenten waren gestationeerd om de Jodenbuurt af te sluiten. Hij werd naar het Jonas Daniël Meijerplein om de hoek gebracht, waar een groot aantal Joodse mannen was verzameld. Ook drie neven van Benjamin waren opgepakt: Abram en Hartog, zoons van zijn oom Noach en tante Esther Schouten, en neef Joseph, zoon van zijn oom Abraham en tante Grietje, de zus van zijn moeder. Na enkele dagen in kamp Schoorl werden de mannen afgevoerd naar Buchenwald. In dat kamp kwam neef Joseph als eerste om het leven. Benjamin, Abram en Hartog werden op 22 mei samen met 340 medegevangenen naar Mauthausen gedeporteerd. Geen van de jonge mannen overleefde dat kamp. Benjamin stierf als laatste van de drie op 27 september 1941. Hij was 28 jaar oud. Abram en Hartog waren in augustus in de gaskamer van Slot Hartheim vermoord.
De moeder van Benjamin, Esther, en haar vier dochters werden in de jaren daarna allen omgebracht in vernietigingskampen van de naziʼs. Benjamins echtgenote Henriëtte had na de zomer van 1942 een baantje bij de Joodse Raad weten te bemachtigen en daarmee een Sperre, een voorlopige vrijstelling van deportatie. Na aanvang van de deportaties hertrouwde ze met Daniel Sternefeld. Ook Henriëtte werd gedeporteerd en in september 1943 in Auschwitz vermoord. Haar tweede echtgenoot kwam in december 1943 in Warschau om het leven.
Benjamin Dagloonder werd kort voor zijn achtste verjaardag opgenomen in het Joodse jongensweeshuis Megadlé Jethomiem aan de Zwanenburgerstraat, zie inschrijving 51. Zijn moeder kon na het overlijden van haar echtgenoot en dochter de zorgen niet meer aan. Twee zusjes werden in het meisjesweeshuis ondergebracht. Zie de uitsnede hieronder. Stadsarchief AmsterdamHistorisch onderzoek en geschreven door Wally de Lang