Joseph van West, zoon van Hartog van West en Bloeme van West, was geboren op 27 Augustus 1896 in de Valkenburgerstraat 184 in Amsterdam. Hij werd diamantbewerker met als specialiteit briljantslijpen. In Januari 1922 vertrok Joseph naar Antwerpen; hij woonde daar in de Provinciestraat 72 en werkte als diamantslijper bij een van de vele diamantslijperijen in de stad. In April 1923 keerde hij weer terug in Amsterdam, woonde toen tot aan zijn huwelijk weer bij zijn ouders, die inmiddels in de Blasiusstraat 121 woonden.
Joseph trouwde op 1 Augustus 1929 met Lea Kat, een dochter van Levie Kat en Naatje Bril en zij was op 24 Augustus 1903 in Amsterdam geboren. Nadat het huwelijk gesloten was betrokken zij een woning in de President Brandtstraat 16, Maar in Juli 1934 verhuisden zij naar de Reitzstraat 33 hs. Al snel daarop verhuisden zij opnieuw, in 1935 naar de Blasiusstraat 102 en in 1936 naar huisnummer 98. Joseph en Lea kregen drie kinderen: t.w. Bloeme op 30 Juli 1932, Louis op 15 October 1934 en Vogelina op 4 April 1936.
Ten tijde van de grootschalige razzia’s van begin October 1942, werd Joseph van West opgepakt en afgevoerd naar Westerbork, waar hij tussen 3 en 5 October werd binnengebracht. Mede door de liquidatie van alle Joodse Werkkampen in Noord Nederland, waardoor alle Joodse dwangarbeiders eveneens naar Westerbork werden afgevoerd, was het daar een grote chaos. Op 19 October werd Joseph op transport gesteld naar Auschwitz, waar hij bij aankomst geselecteerd werd om nog “arbeid” te verrichten.
Waar Joseph van West toen terechtgekomen is en welke arbeid hij daar heeft moeten verrichten is niet bekend. De Nederlandse Autoriteiten hebben daarom na de oorlog vastgesteld, mede op basis van getuigenissen van overlevenden en onderzoek, dat Joseph van West ná 28 Februari 1943 niet meer in leven kon zijn. De gemeente Amsterdam kreeg toen opdracht om een akte van overlijden voor hem op te maken, waarin is vastgelegd dat Joseph van West op 28 Februari 1943 in Auschwitz is overleden.
Joseph’s echtgenote, Lea Kat kreeg een baantje als huisverzorgster bij de Joodse Raad, waarmee tevens haar drie kinderen en zij zelf voorlopig vrijgesteld waren van deportatie. Maar een officiële Sperre had zij niet. Zij werd met haar kinderen half Januari 1943 opgepakt en via de Hollandsche Schouwburg afgevoerd naar Westerbork. Volgens haar registratiekaart kwam Lea toen terecht in barak 36 en mogelijk ook haar kinderen. Aantekeningen op haar kaart geven aan dat zij op 25 Januari op de z.g. V-lijst was geplaatst, (de Veteranenlijst – Palestina Veteranen), maar veel heeft dat niet uitgemaakt.
Op 29 Januari 1943 werden Lea van West-Kat en haar kinderen Bloeme, Louis en Vogelina op transport gesteld naar Auschwitz en bij aankomst op 1 Februari 1943 werden zij onmiddellijk in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau vermoord.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Bloeme van West en Joseph van West, archiefkaarten van Joseph van West en Lea Kat; geboorteakte Joseph van West uit Amsterdam; het Antwerps Vreemdelingen dossier 168659 images 892-1963; het archief van de Joodsche Raad, registratiekaarten van Joseph van West, Lea van West-Kat en Bloeme, Louis en Vogelina van West; de Wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland.nl en de overlijdensakte voor Joseph van West, nr. 90 d.d. 24 November 1950 uit het A-register 59-folio 16verso, opgemaakt te Amsterdam.