Verhaal

Levie Hofman Opgepakt bij razzia op zondag 23-02-1941

Levie Hofman

Amsterdam 27.10.1913 - Buchenwald 06.04.1941

Joden Houttuinen 64-II

venter

Levie was de zoon van Barend Hofman en Rachel Bak. Zijn broertje Lion was op 2-jarige leeftijd overleden. Levie werd geboren in de Vrolikstraat en woonde korte tijd met zijn vader en moeder in een woning aan de Valkenburgerstraat die op de nominatie stond om afgebroken te worden. Toen hij 6 jaar was, kregen zijn ouders een nieuw huis aangeboden aan de overkant van het IJ, in de Derde Vogelstraat. Het was een grote woning met voldoende ruimte, een voor- en achtertuintje en goede voorzieningen binnenshuis. De straat lag in een nieuwe wijk die gebouwd was volgens de idealen van stadsvernieuwers en bedoeld was als nooddorp om de overbevolkte Amsterdamse binnenstad te ontlasten. Het waren meestal fabrieksarbeiders die daar gehuisvest werden. Vader Barend was eerst zakkenstopper en kruier en werkte vanaf 1926 als marktkoopman. Hij verkocht manufacturen op de Westerstraat en later ʻongeregeld goedʼ op het Waterlooplein en in de Ten Katestraat.

Levie ging zes jaar naar de lagere school in Vogeldorp, daarna werd hij expeditieknecht. Hij liet zich Louis noemen. Vanaf april 1936 zou hij, net als zijn vader marktkoopman worden.
Van maandag tot en met zaterdag verkocht hij ʻongeregelde handelʼ. Zijn marktvergunning vermeldt geen standplaats en vermoedelijk liep hij met een kar door de stad. Eind jaren dertig ontmoette Levie de vrouw met wie hij wilde trouwen, Flora Spanjar. Haar vader was eveneens venter. In 1939 verloofden ze zich en in november 1940 traden ze in het huwelijk. Ze vonden een eigen woninkje in de Joden Houttuinen 64-III, twee huizen bij de ouders van Levie vandaan die inmiddels naar hun oude buurt waren teruggekeerd. De huizen in die straat waren bouwvallig, verdeeld in een voor- en achterhuis en zeer druk bevolkt.

Tijdens de razzia’s behoorde de Joden Houttuinen tot het door gewapende Duitse politieagenten afgezette gebied. Levie was een van de honderden opgepakte Joodse jonge mannen die op zondag 23 februari 1941 naar kamp Schoorl en later die week naar Buchenwald werden gedeporteerd. Ook zijn neef Meijer Druijf, zoon van Abraham Druijf en de zus van zijn moeder Esther, was ook opgepakt. Levie stierf na ongeveer zes weken, op
2 april 1941, en was daarmee de vijfde Amsterdammer van de grote groep Joodse mannen die het leven liet. Als ʻofficiëleʼ doodsoorzaak werd ʻVersagen der Herzens bei fieberhaften Magen- und Darmkatarrhʼ opgegeven. De urn met de as van Levie was enkele weken na zijn dood naar Nederland gestuurd en op 31 juli 1941 bijgezet op de Joodse begraafplaats in Diemen. Zijn echtgenote Flora en zijn ouders Barend en Rachel mochten daarbij niet aanwezig zijn. In mei 1948 werd de urn bijgezet in het oorlogsmonument op de Joodse begraafplaats in Muiderberg. Levieʼs neef Meijer werd op 22 mei naar Mauthausen gedeporteerd en op 11 augustus in de gaskamer van Slot Hartheim vermoord.

De vrouw en de ouders van Levie hebben de oorlog niet overleefd. Barend en Rachel werden in november 1942 in Auschwitz vermoord. Flora werd in mei 1943 omgebracht in Sobibor.

Levie Hofman. Foto van zijn marktkaart, Stadsarchief Amsterdam Vogeldorp in aanbouw, foto Dienst Volkshuisvesting, 1918. Stadsarchief Amsterdam
Historisch onderzoek gedaan en verhaal geschreven door Wally de Lang